'486 c o L YM B U S ' * G L A C I A L I S . ", D e l & Ì B E R - y O G EL.
aschkleurig ; op zijde van den Kop met lichtere vlakjes; echter van onderen zijn
zij gelijk de oude wit, rnaar van,. boven daar de laatfte zwart zijn, de Vleugels,
de Rug, de Stuit, is deze kleurffoij de jongen donkerbruin met blaauwe aschkleurige
vlakken.
A A N T E E K E N I N G E N.
Het loopen of gaan op het land doen bijna alle foorten van Zwemvogelen zeer
weinig, het is voor hen ook moeijelijk, omdat zij er niet toe gefchikt zijn, door
dat het vooreind van het ligchaam veel langer en zwaarder is dan het achtereinde,
doordien de ' Pooteh te vèr yan • het middelpunt ■verwijderd en naar achteren
geplaatst zijn; don offchòòn: zij' alien het weinig doen, zoo doen die foorten hét
wel het àllerminst, die de Pooten geheel aan het achtereinde onder het lijf
hebben, en daardoor genoodzaakt zijn overeind te loopen, gelijk onze' Imber-
Voge l , en kunnen dit niet doen, dan ftaande zieh door de vleugels van achteren
te onderfteunen ; doch op het water kunnen zij zoo veel te beter voortkomen ;
en bekleeden in het zwemmeu en ..in' het onder water duiken eene eerste plaats,
komende niet op het lind damomtEijeren te leggen en dezelve uit.te broedep,
zij doen dit aan den kant kort bij het water, leggende ilechts twee Eijeren, ligt
Ifabelle van kleur met groote en kleine aschkleurige vlakken. Onder de Trek-
vogelen behoorende,.doen zij het verhuizeii te water, offchoon zeer goed kun-
nende vliegen, gebeurt dit echter zeldzaam. Zij bewonen de Zeeén der
Keerkringen, onthouden zieh in het geheele Noorden, overvloedig in Rusland,
Zweden, Noorwegèn. en längs dén geheeleti Kust der Noorder-Oceaan vertrek-
keiìde, gaat hunne feis, zonder vliegen, geheel te water van het Noorden naar
het' Zuiden, de Zee längs, komende de oude Vogels no.oic.op de Binnen-Rivieren,
en zeer zeldzaam 'd e jonge. - Hun voedfel beftaat in Visch, bijzonder zijn zij
liefhebbers-van Haring, waartoe hun - het onder water duiken, om deze te
vangen, goed te ftade komt; het kuit van Visch is' hun ook eene aangename fpijs,
en geen Visch of kuit genoegzaam kunnende bekomen, vreten zij ook Infekten
en fomtijds Waterplanten.