JP¡¡■■EE F S A U I I T TU S;
PODICEPS AURITUS.
D E
GEOORDE FUUT.
0 ,p de a ir” Plaat in dit zelfde Deel van dit Werk, Pagina 435 en 436, gaven wij
de Afbeelding enBefchrijving van den rood geh alsden Fuut ; thans zullen wij die van
den Geoorden Fuut laten volgen, door l a t h a m Podiceps auritus genaamd, en door.
b r i s s o n Colymbus auritus. Beide deze Sçhrijvers hebben dus dezelfde foortnaarn Auritus,
reeds door l in n æ u s aan deze Ibort gegeven, behouden, zijnde ontleend van de veren,
welke de Vogel als ooren op de zïjde .van zijnen kop heeft, doch die eigenlijk over de
oorgaten heengaan en dezelve bedëkkèn. Bij de Duitfchers draagt hij den naam van
Geohrter oder Ohren Steissfuss, bij de Franfchen Grèbe oreillard , en d e g e o o r d e f u u t is
de naam , die aan denzelven in ons Vaoerland gegeven wordt.
B E S C H R JJ V I N G.
Het onderfcheidend kenteeken van deze Vogelenfoort, het vederbosje uit gele en
roode pluimpjes beftaande, aan. de zijdfe' van den kop geplaatst, begint achter het
00g zeer fmal, verbreedt .zieh längs den kop^naar achteren, en fteekt daar dan
een weinigje overheen ; op ' den kop zijn de vederen eenigzins kuifswijze, niet
opftaande, maar 00k achteruit dtekeßde; de bek is iets korter dan de kop, en
zwart van kleur; het kuifje, h e t’"voorhoöfd, de keel, de geheele hals, de zijde
van de borst, de rüg en de körte vleugels: dit heeft alles, zoo als de bek, eene
zwarte kleur ; de borst en de buik zijn geheel wit ; op de zijde van den buik,
längs de vleugelen, is eene ftreep, hard rood van kleur; de pooten zijn aan de
binnenzijde groenachtig, en aan de buitenzijde zwartachtig aschkleurig, en de vingers
tot zwemmen met vliezen voorzien, doch niet geheel aan elkander verbonden, als
bij de Eenden, maar Hechts achteraan een weinig vereend; de oogkringen zijn hoog
rood. De lengte van den Vogel is elf à twaalf duim; dezelve is levensgroot op de
Plaat afgebeeld. Volwasfen zijnde, zijn-de Man en het Wijf van dezelfde kleur
I i i i i i en