S I T T A E U R O P E A.
DE BOOMKLEVER.
B ehalven die foort van Vogelen , bij den naam van Spechten bekend,
onthouden er zieh in ons Vaderland niet allecn, maar bijna door’ geheel
Europa, nog twee andere ioorten van Vogeltjes die het vermögen’ en
die eigenfchap bezitten van tegen de regtöpftaande Boomen te ' kunnen
klauteren; de eene foort doet dit even als de Spechten, en is onder
den naam van B o om k r u i p e r t j e , (Certlia Familiaris,) algemeen bij ons
bekend, en ook reeds in het begin van die werk afgebeeld1, in het
Eerste Deel, Plaat XXXr, klimmende tegen de' regtöpftaande Boomen,
en rondom dezelven, echter meestentijds : van beneden naar boven; de
andere foort minder bekend , en waarvanl wij nu bij ’ dezen d e ' afbeelding
mededeelen, k limt niet alleen zoo als het bövengenoeihde Boomr
kruifertje van beneden naar boven, maar ook wederom’ van boven naar
beneden, waarin die foort zieh van den eersten foort, alsmede van de
Spechten onderfcheid.
B E S C H R IJ V I N G.
Weinig verfchillen het Mannetje y-en -AV’ijQe dezer Vogeltjes van el-
kander , zijnde het laatste iets ^kleiner - & de kleuren ook niet zoo
fterk als van het eerste. De lengte is ruim vijf en een half duim;
de Bek is regt, kegelvormig en icherp aan , de punt, hebbende bijna
de zelfde kleur als de Kop, Rug en Vleugelen die blaauwachtig aschgraauw
zijn; längs den Kop over het Oog loopt eene zwarte band;
de Keel is witachtig; ’ de Hals, Borst en Buik zijn geelachtig rood
van kleur; de Staart die nagenoeg Vierkant is , heeft twaalf pennen,
waarvan de buitenste zwart zijn, de overige aschgraauw, hebbende vier
derzelve aan het einde eene Witte vlak; de Pooten zijn grijs, hebbende
R t r r r drie