48o e i C O N I A -N IG R A . DE Z f A R T E OO I J E V A AR .
b i j d e j o n g e Vogels is het lijf, vleugels en de fteart zwartachtig bruin, metblaauwen
en groenachtigen weerfchijn; de bek, het oogvel, de keel en de pooten j
olijfachtig groen en de kop en hals bruin;
a a n t e e k e n i n g e n .
De z w a r t e o o i j e v a a r nestelt, even als de witte, opdeboomen, legt ook twee of
drie Eijeren, die groenachtig wit en fomdjds met bruine vlakjes verfierdzijn. Zijn
voedfel beftaat ult kleine vischjes, kikvorfchen, Infekten, enz. enz. In de besiehe«
van Hongarije, Polen, Turkije en Zwitferland, nestele« deze Vogelen ift aantal,
minder ziet men dezdven in Duitschland en Frankrijk, en nog minder in ons
Vaderland, waar hij zelden zieh vertoont, echter zijn er nog ditjaar, 18J4, weder
twee of drie gezien en ook gefchoten bij Groningen.
Dat BE z w a r t e o o i j e v a a r zieh zoo weinig bij ons ophoudt, komt misfchien
door dat de witte Ooijevaar zieh in zoo groot aantal bij ons vertoont en voortteelt,
daarentegen in die oorden, Waar de zwarte zieh in menigte vertoont, ziet men
weder geene of zeer zelden een’ mtun Ooijevaar; zij zullen mogelijk onderling zieh
niet goed kunnen verdragen; te meer zouden wij dit vooronderftellen, doordien ons
voorwerp, dat in een land bij Amrsfeort neergeftreken was, fpoedig door onder-
fcheidene witte Oeijevaren werd geplaagd en als het wäre aangevallen om denzelven
.weg te jagen, zoo als de Vogel zieh dan ook, door weder op te vliegen, zocht
te redden, dan toen trof hem nog erger lot, wordende door het lood des
jagers gedood.