duinen vertieften, en alzoo geene rotfen opleveren, aan dewelke zieh de fchelpdieren
en koraalgewasfen vasthechten, zoo volgt hieruit, dat deze foort op onze kusten
zieh ilechts op die weinige plaatfen ophoudt, waar der menfehen vernufc en vlijt
.groote fteenen opeen, gehoopt heeft, welke zieh längs de zee uitftrekken, om zoo
veel mogelijk den geweldigen golfflag te keerert, op 'welke fteenen zieh door den
tijd een aantal Zeedieren en gewasfen vasthechten en vermemgvuldigen, die aan
haar ten voedfel verftrekken kunnen; dergeljke plaatfen zijn dan ouk de eemglten
waar men zieh vleijen kan die foort Strandloopers aan te treffen, welkei belchrijvmg
ihans ons onderwerp uitmaakt.
B E ' S C H R IJ V I N G.
Aan de Wangen, op zijde en voor aan den Hals zijn zij zwartachtig aschgraauw,
hetwelk boven op den ICop iets donkerder is; hunne Keel is licht grijs; om de
Oogen, en een klein vlakje tusfehen de^en en den bek zijn van dezelfde kleur^de
Borst is grijs, zijiide elke Veder-als'hiet eene witte halve maaii geteekend j de Rüg
en Dekvederen rzijn violetrachtig zwai't met een purperen weerlchijn; het n it ein de
van elke Veder is donker aSchgraauw, aan welke men echter bij de Dekvederen een’
licht graau wen Zoom befpeurt ; de Buik'.is wir, aan de zijde met groote donker-
aschgraäuwe Vlekken geteekend; de 'Stuit en^ beide middelfte Staart-Vederen zijn
donker zwart, de qverige Staart-Vederen zijn aschgraauw met een’ witten Zoom.-i-
De Bek is'rood- of geelachtig mct eene zwarte punt; de Pooten zijn oker-geel; de
Oog-kringen zijn bruin; de geheele lengte van dezen Vogel is 74'duimen.
'• De Vogel nogjo,hg zijnde, zoo als wij dezelvenop de hierbij gevoegde Plaat afbeel-
den., heeft een’ rood- en witachtigen Zoom aan het einde der Rug-Vederen, welke
den purperen weeffchijn misfeir, deDek-Vederen hebben een’ breeden witten Zoom;
aan de ,zijden^en< onder aan deivStaart ziet men groote langwerpige Vlekken; het
achterfte1 gedeelte van den Bek en de Pooten zijn helder geel.
A A N T E E K E N I N G E N.
Men vindt deze foort niet in het Handboek der Europeefche Vogelen van den Wel-
Eddlen Heer C. J. T em m i n c k , die bij de uitgave van dit werk dezen Vogel
■ nög nimmer op onze ftranden gevonden had; federt echter ving Z. Ed:denzelven
m’ecrmalen in'den. omtrelt 'van Terheyden, op de zichaldaar bevindende keijen die in
Zee uitlteken, met oogiiierk om aldaar de kust tegen den hevigen golfflag tebefchermen;
op deze fteenen vindt men Schelpdieren vastgehecht, die dezen Vogelen tot voedfel
verftrekken.
Eene' naauwkeurige befchrijving van deze foort vindt men in het Werk van L atiiam,
.Synopßs of Birds, en bij B r u n n i c h , in zijn Ornithologie Boriale, N°. 182.—
M ontague heeft daarvan eene befchrijving gegeven in zijne Transactions of the Liri-
nean Society, onder dennaam 'van Tringa Nigricans ; deze Schrijver vergist’zieh echter
met te gelooven, dat deze foort nog door niemand ydör hem befchreven was. I