420 FALCO LEUCOCEPHALUS. hornotinus. WITKOPPIGE AREND.
Op het derde Jaar zijn alle de Vederen van het Hoofd en van den Hals volkomen
wit, flechts de Schäften zijn zwart; al het overige is donker-bruin zonder vlakken. De
Staartpennen zijn zuiver wit De Bek is wit. De Oogkring witachtig geel. De
Washuid en de Poten zijn loodkleurig. Hoe ouder deze Arend wordt, des te
raeer wordt het wit der Vederen zuiverder en fchitterender. De geheele lengte van
den Vogel bedraagt twee en een half, drie ä vier voeten, en zijn vlugt van zes, zeven
tot tien voeten.
A A N T E E K E N I N G E N.
Deze foort wordt, gedurende den Winter, veelvuldig aan de Zeeftranden gevonden.
Men vindt ze in groote menigte op onze Zeekusten, Welke zij regelmatig alle Taren
bezoeken. Wanneer zij rüsten of hunnen Buit verflinden willen, kiezen zij daartoe,
doorgaans de höogfte duin van. den omtrek, en het gebeurt niet zelden, dat men hen
genoegzaam näbij kan komen, ora ze te fchieten. Men ziet ze op eene meer .of min
aänzienlijke hoogte al draaijende in de lucht zweven. Wij hebben ze nimmer zien vallen
op groote of andere Meeuwen, die zieh in groote troepen aan de Stranden der Zee ont-
liouden; maar altijd loodregt zien nederftorten op groote Visfchen, die zieh nabij de,
dppervlakte van het Water vertoonden; hetgeen pns doet denken dat deze Arend den
Visch boven elk ander vocdfel verkiest.