492 A^N A $ c f lG S rH S,< b e f V I L $ W A k N, e n
met drift; een flag met hare vleugelen doet dikwijls den jagthond terug deinzen. Sierlijk
,zyi,emt zjj over.het water, dr^ayende baren langen hals met zwier, hier fpreidt zij hären
^■offchheid tqn toon, alsof gij ov*r her vloeijende element heerfchappij voerde.
t)oor den Schepper daärgefteld om op het water haar verblijfte houden, is zij daartoe
ook geheel gefchikt; het loopen op hei land is haar oneigen, maar te Beter doorklieit
zij de lucht met hare vleugelen. Onder de trekvogelen behoorende , verreist de Zwaan
van het Noorden naar het Zuiden door de lucht, en niet gelijk wel andere groote Zwem-
vogelen doen lswgs hgt water; doch in hären qvertogt ftrijkt zij menigmaal hier en daar
neder, en onthoudt zieh dari weder op hetzelve. Niet alleen is het een
fraaije maar ook een groote Vogel, zijnde bijna vijf voet lang en heeft eene vlugt
van acht voeten. Hare kleur is geheel wit, met uitzondering van den Kop en den nek,
die min of meer geelachtig zijn ; de bek is zwart, aan de zijde met geel was, dat om de
oogejn Jieeij gaat, de pooeen zijn en de vingers, geheel tot aan de nagejs, door
z\yetpv}idz9h vepb^nden. OK -1 — jjjl j. | fl | ,l\ M..................*- -»•-
Het Wijfje is wat kleiner dan het Mannetje, maar van dezelfde kleur; geheel anders
is het met de jonge Zwanen, deze zijn in het eerfte jaar lichtgrijs van kleur, de pooten
ropdachtig grjja, het was en om d« oogen blaauwaehtig; bij de tweede ruijing komen
er reeds witte vederen , en mgt het tweede jaar is het vederkleed als bij de oude.
He Zwanen voeden zieh met waterplanten, inlekten, kuit van vifch, enz.; zij houden
haar vetblijf in hep Nqprden, van waar zij tagen den winter ZuidWäarts trekken. Zij onthou-
4,en zieh veel längs onze Zeeftranden, en dikwijls ookop onze groote blnnenwateren,
menigvuldig fip het Yvoor Jnißertltuu, op de groote Meren in Vrieslani. Zij broeden
aan de kanten van het water ir) het gras, Ieggen vijf of zes Eijeren, die olijfgroenachcig
van kleur, en met eene witachtige aarde beftreken fchijnen te zijn.
Offchpon er veel gelijkenis befiaat tusfehen de Wilde en Tamme Zwaan, zoo is er
echter een groot zigtbaar onderfoheidingsteeken tusfehen deze twee Vogelfoorten, hierin
beftaapde, dat de Tamme eenen dikkenknobhel ophet voorhoofd heeft, en de Wilde geheel
niet; op de tweede bijgevqegde Plaac is dit teeken duidelijk te zien aan de beide levens,
groof afgbbeelde 1 Joppen, zijnde de hovenfte naar dien van eene Wilde en de onderfte
naar dien van eene Tamroe Zwaan geteekend. In de kleur der vederen is zeer weinig ver-
febil, ephter ia de Tamme zuiverder wit; de bek is rood, uitgezonderd de randen, de
peusgaten, den knpbbel op het voorhoofd en rondom de oogen, hetgeen alles zwart is; de
oqgkripgen zjjn bruin, en de oogen aelven zijn zwart; de pooten zijn met eenen roodach-
tigen weerfchijn. De beide foorten zijn van dezelfde grootte. Het Wijfje is kleiner dan
het mannetje, de knobbel op het voorhoofd is zoq groqt niet, en de hals is dünner.
De jongen zijn in het eerfte jaar bruin aschkleurig, de bek en pooten loodkleurig; in
het tweede jaar wordc de bek geelaqhtig en. de vederen, grijs en wit gemengd; in het der de
jaar hebben zij de kleur der volwasseiiqn , qn zijn dan zuiver wit,
Het; is bijzonder eigen aan deze Vogels, dat het vel met een zeer zacht dons onder de
andere vederen bedekt is, en het is voopnamelijk om dit dons en om de vederen, dat
de