464 C A R B O - C R I S T A 'T U S , ; G E K U I F D E WÄ T E R R A 'A 'F .
ftaanen naar voren overgebogen, en eenige lange vederen hangen overden kop; dezefraaije
äcuif verliest hij in het najaar en komt in de lente weder te voorfchijn ; er is geen onder-
icheid tusfchen het Mannetje en het Wijfje; maar de jongen van een jaar, hebben een
langen dünnen bek en körten ftaart; de vederen van het boventijf zijn alsdan bruinachtig,
imet een groenen glans , en van het onderlijf zijn zij licht aschgraauw.
A A N T E - E K '£ N I N G E N.
Älhoewel die Vogelen, welke algemeen bij den naam van Roofvogelen bekend zijn, eenen;
krommen of haakswijzen bek.hebben, zoo konde de Waterraaf, .ofTchoon met eenen regten
bek voorzien, wel onder dezelve eene plaats bekleeden; zij vervolgen met eene ongemeene.
fnelfaeid hunne prooi onder water, .en als het wäre vliegende tusfchen tweeyochten; wij;
hebben-ite-voren in dit werk reeds van hunnen ,verilir.denden aard gewag gemaakt, bij de
Z warte .\Katerraaf. in het eerfte Deel, aldaar. in het Latijn genoemd Ptlecanus Carlo, ; dan,
ditmoet nu zijn Car lo Cormoranus, zijnde op den inhoud van dat Deel ook reeds .de¡naam:
van Kormoran bij de Hollandfche benamingen aangehaald. Zie.PIaat 49 en 50, en Be-
fchrijying pag. 89 tat 9s , alwaar ook eenigzins omftandig de voortteling van dit Vogelen-
geflacht befchreven is , körnende de verfchillende foorten daarin genoegzaam overeen, dan.
bij de eene beftaat het ¡broedfel uit meerder Eijeren dan bij de andere.; de gekuifde
Waterraaf leg t; doorgaans maar twee Eijeren, die. aan beide einden genoegzaam even dik-
zijn, . ruw.en kalkachtig ,op het, gevoel en -witachtig van kleur; zij onthouden zieh in
geheel :het Noordelijk gedeelte van, Europa, het zijn Xrekvogels, kiezende .altijd hun
werblijf bij groote zoetwater-meeren, om. ter yischvangst te kunnen gaan , alzoo liun
voediel.beftaat .uit zoetwater-yisfehen.