CARBO CR IS TA TUS,
G E K U I F D E
W A T E R R A A F .
k 7 ehöon verfchillende van aard e'nleefwijze, zijn die Vatervogelen, welke veel o f weinig
rtet eenen zak aan hunnen onderbek voorzien zijn, onder den geflachtsnaam Pelecanm te
vofen befchreven; tegenwooirdig zijn zij in drie bijzondere geflachten verdeeld, hebbende
het eene den naam van Pelecams behouden, deze hebben eenen grooten zak aan den onderbek,
waar zij eerst hun voedfel in ontvangen, en vanwaar het dan langzaam naar de raaag gaat,
en «ja zeer goede zwemmers; de tweede foort misfen dien grooten zak, hebben daarvan
niaaf een klein bewijs, en zijn öok goede zwemmers; deze hebben thans den geflachtsnaam
Carbi?; deze twee foorcen vangen hun voedfel zwemmende; de derde foort, nu Sula ge-
naamd, misfen ook dien grooten zak, en zwemmen bijna noott, vangen hun voedfel, dar
even als van de twee andere foorten in visfchen beftaat, vliegende, vallen «it de lucht op den
aan de oppervlakte van het water zwemmenden visch neder; veifchiilende dus hierin veel
ntet de bovengemelde geflachten. Er onthoudt zieh in Europa, en wel in het Oostelijk
gedeelte, maar eene feiorr van het eeffte geflacht Pekcanus; en van het tweede Carbo,
«nthouden zieh vier foorcen in Europa, waarvan wij de grootfte, in het eerfte Deel dezes
Werks, afgebeeld hebben; en van het derde geflacht Sula, onthoudt zieh ook maar een
geflacht in ons Werelddeel, waarvan wij de afbeelding gaven in het begin van dit vijfde
Deel dezes werks, onder den naam van Pekcanus BasfitntiS) algemeen bij ons bekend ntet
den Hollandfchen naam Jan van Gend, deze heeft thans den Latijnfchen naam Sula Jlba; nu
zullen wij van eene andere foort uit het tweede geflacht, Carbo genaamd, de afbeelding
geven en de
B E S C H R IJ V I N G.
De Vogel die dan tegenwoordig het onderwerp zijn zal, wordt in het Latijn genaamd
Carbo Cristatus, en is bij ons onder den Hollandfchen naam van gekuifde Waierraaf bekend;
de natuurlijke grootte van denzelven, is grooter dan de afbeelding, zijnde ruim zespaimen;
de bek is bruin; de oogkringen groen; het grondftuk van den bek en de kleine zak onder
dezelve zijn geel; de kleur van den geheelen Vogel is fchoon glanzig donker groen; de
vederen op den rüg, de vleugeldekvederen, en de flagpeunen, hebben een fchoonenbruin-
achtigen weerfchijn; alle de vederen zijn met zwarte randjes; de vleugels reiken tot aan dem
ftaart, die rondachtig en vuilzwart van kleur is , de ftaartpennen zijn ftevig, dienende den
Vogel tot fteunfel in het loopen; de kop is verfierd met een’ bos vederen, die overeind
Bbbbbb a ftaan