GALLUS DOMESTICÜS.
GEW OON HUISHOEN
M A N e N W I J F ,
O F
H A A N e n H E N .
W a a r is de landftreek, daar onze gewone Huishoenders in het wild
leven, en vanwaar zijn dezelven tot ons gekomen? Deze vragen zijn reeds
voorlang gedaan, maar onbeflist gebleven, en zullen ook wel nooit opgelost
worden; vele Natuurkundigen en Reizigers hebben wel getracht die te ontdekken
maar zonder daarin te flagen, ook is de tijd, wanneer deze Vogelen bij en om
de Menfchen gekomen zijn, reeds federt onberekenbare jaren, en geen Schrijver
der oudheid meldt iets van deze gemeenwording; wij zouden daardoor bijna
moeten veronderftellen, dat dezelven als het wäre tot Huisvogelen, gefchikt
om bij de Menfchen te leven, gefchapen zijn; van den Kalkoeu en van het
Paretheen, waarvan wij hiervoren de afbeelding en befchrijving gegeven hebben
-is de landftreek, daar zij zieh in den wilden of vrijen ftaat ophouden en voorttelen,
bekend; deze zijn voor ons ook wel voordeelige en in zeker opzigt gezellige
vogelen , maar op verre na niet zoo als de Hoenders, men möet zelfs bekennen
dat het Pareilieen fchuw, en vreesachtig voor de Menfchen is; ook zijn deze
zoo algemeen niet, en hunne voortteling gaat onder ons ook moeijehjk, maar
van onze gewone Hoenders is de vrije ftaat onbekend, zij leven onder de
Menfchen, en wij voeren over hun de uitgebreidfte heerfchappij, en zij
brengen ons daarbij, een buitengewoon groot voordeel aan. Dit Vogelengeflacht,
dat van al de Vogelen, ons het meeste omringt, en bij en om ons leeft, heeft
reeds federt onheugelijke jaren in vele behoeften der Menfchen voorzien, en op
verfchillende wijze tot Ipijze voor ons gediend; hoe vele duizende Eijeren worden
er wel niet jaarlijks gebruikt, daarbij wordt hun getal zelf niet minder, en
wij kunnen er nog wel bijvoegen, hoe vele duizende worden er nog daarenboven
als vogelen zelve, door de Menfchen gegeten, zoodat het hoegenaamd geen
twijfel lijdt o f de Haan en de Hen, bij ons meestentijds onder den algemeenen
naam van Hoenders o f Kippen bekend, zijn de voordeeligfte, de nuttigße en
de gezelligfte Vogelen.
B E S C H R I J V I N G .
Over de verfchillende kleuren en grootte van den Haan en van de Hen,'
zullen wij geene befchrijving geven, die zijn zoo verfchillende, dat het
E e e e e e on