PAVO CRI STATU S,
M a s e t F O
D E
GEKUIFDE PA AUW;
M A N en W IJ F.
H dieren onzc bewondering waarfig zijn, vinden wir echter her
eene, behagelijker of fraaijer dan het andere; vooral over de Vogelen, van welke
de eene zoo verfcheiden van den anderen is, van welke de eene doffe, de andere
veelverwige vederen draagt, is onze fmaak verfchillende, echter veelal vinden wii
die ioorten fraaijer, die met fchitterende kleuren pralen, hetgeen oorzaak geweest
is, dat er fomrmge uit hunnen wilden of vrijen ftaat, offchoon in den besinne zeker
met vele moeite verzeld geweest zijnde, tot ons overgebragt en in Huisgevogelte
nervormd zijn , en waarvan er nu eenige bij en om ons leven. Onder deze foorten
munt bovenal uit, en mögen wij zeggen bekleedt de eerfle plaats de Paauw. Deze
Vogel, uit Oost-Indie tot ons overgebragt, en daar oorfpronkelijk levende in voor
de Menfchen ontoegankelijke bosfciien, die door de daarin hun verbliif houdende
verilmdende viervoetige dieren, als Tijgers enz., niet te genaken zijn, zijn toch echter
gevangen en levend naar Europa gevöerd, en daar in gevangenen ftaac voortweteeld
hebbende, zijn zij als wäre het hervormd, en leven nu bij en onder de Menfchen,en al-
hoewel de in het wild levende Paauw, grooter en fterker van kleur is dan , en ook
yerfchillend van de in Europa voortgeteelde, zoo is deze toch de fraaifte en tevens de
grootfte van ons huisgevogelte, en als zijne fiem zoo welluidend wäre als de kleuren
zijner vederen fraai zijn, dan was de Paauw de uitmuntendfte Vogel, die er beftond, maar
zijne ftem is zeer onaangenaam. Behalvedoor de vele kleuren, die deze Vogel bijzonder
ln zijnen ftaart heeft, onderlcheidt hij zieh ook nog van bijna alle andere Vogelen
door de lengte van dien ftaart, en door het vermögen te bezitten denzelven iii de
hoogte op te zetten en als eenen waaijer uit te lpreiden, fchijnende hij dan ver-
maak te Icheppen, om deszelß glansrijke vlekken, die oogswijze daarop zijn, te zieh
en ter bezigtiging te vercoonen, terwijl hij tevens zijne fierheid daardoor te kennen
geeft, zijnde het ongetwijfeld, dat de Vogel het opzetten Van zijnen ftaart uit
trotschheid doet, en het is vooral in het bijzijn der Paauwinnen, dat de Paauw
deze trotfehe houding aanneemt, en dan aller oogen tot zieh trekt.
Alvorens wij nu tot de befchrijving van den Paauw en de Paauwin overgaari, zullen
\vij iets van zijne afkomst mededeelen. Alle Schrijvers ftemmen daarin overeen,
dat deze Vogel op het vaste land van Oost-Indie in den ftaat van vrijheid leeft;
jjet is in Zuid-Azie en den Indifchen Archipel, dat alle Reizigers, welke deze
G g g g g g Lau*
08394811