490 PO D IC E P S A Ü R IT U S . De G E O O R D E FU U T .
W B m ¿6h dd? jöngen in het eerfte jaar zijn lichter van fcfeur, het zwaif|!er
vederen eil van' den bek is dan zwartachtig-aschkleurig, en het wit van de botstäen
deni>uik niet zoo helder dan bij de ouden, en misfen dan ook nog het vederbosje,
waarvan de Vogel zijnen naam ontleent.
A A* N T WM K E N I Nr G E\ N.
Om dezelfde redenen, waarom de te voren befchreven Fuut de roodgehalsde is
senaamd, zoude de tegenwoordige ook wel de zwartgehalsde kunnen genoemd
worden; doch het meergemelde Vederpluimpje kenbaarder, en de Vogel door geheel
.Europa bij dat onderfcheidend teeken bekend zijnde, is het beter, den opgegevenen
naam te behouden. * * ; ;; 1 . r '■* f J ' f . . ,
Het vocdfel Van den Geoorden Fuut beftaat, even als van de vorige indit Werk
bcfchrevene' icioiren, in kleine Vischjes| lnfekten, Waterplanten, enz.; zij zijn
insgelljks zeer goede-“ ziwemmers; maar ifeChte" vliegers en loopers; onder de
Tr'ekvogelen behoorende, gefchiedt hun heen en weder trekk^ep altijd te water. Zij
broeden in het riet' ain de kSnten der binnenwateren eri rivteren, leggen veeltij|s
maat drieiieijeren,. wellte wita'chtig gröen Lzijn nTer öruine' vlaKKeriV' Door geheel
Eurofaj.oijthoudt zieh deze Vogel? zoowel in het Zuiden als in liet Noorden, echter
zeldeq aan de. ftranden der Zee, niaar aan de oevers der naenien en moeraslen, welke
dik met riet begroeid jZijn, ^.aatin, ¡zij .zieh kunn.en : verfchuilen i en, zoo als wij
!keiden'^' br'oedenF'de . jongen W?SW)“ 5 •• W '- - hebben dan de vederkleur
ais de bÜderi: ' Zij 'ruijen maar ¿bnmaai in het jaar, in den Herfst, en zijn dus in
dfen Zomei ‘Sri ifr den' Winter vari dezfelfde kleur.