SYLYIA ATÄICAr iL LA.
SY LV IA ATRICAPILLA.
DE ZWARTKOPPIGE
Z A N G E R .
J ) e zwartkoppige Zanger is, van alle de kleine zangvogels onzereenzamc wouden,
die, welke na den Nachtegaal, ons het iheest door zijne item verrukt; zijngezangis
langduriger en zachter dan dat van den Naehtegaal, men geniet langer het vermaak
van hem te hooren, en wanneer de Nachtegaal reeds zedert langen tijd, de aange-
name klanken die ons zoo zeerin het.voorjaar bekooren, nietmeerdoethooren, dan
nog vinden wij ons gellreeld, met bet zacht geluid van deze kleine woudbewoners,
welke te midden des lommers die hun overfchaduwt, aan de eerfte ftralen der opko-
mende zon hunnen morgengroet toewijden.
B E S C H R Y V I N G .
A l d r o v a n d e , J on s to n en F r i s c h , na dat zij de zwartkoppige Zanger be-
fchreven hebben, fchijnen eene tweede en onderfcheidene foort te maken van den
bruinkoppige Zanger, nogtans is deze laatfte niets anders dan het W ijf je van den eerften,
en er is geen aanmerkelijk onderfcheid tusfchen de geflachten,1 dan alleen dat het Man-
netje eene zwarte hoofdfchedel heeft, en bij het Wijfje bruinerosfe vederen deze
plaats bedekken, ook heeft deze laatfte iets meer rosachtig in het ganfche gevederte,
terwijl het Mannetje grijs of vaalachtig gekleurd is.
De lengte van dezen Vogel van den bek tot den-Haart bedraagt vijf duim en vijf
lijnen-, het Mannetje heeft eene' git zwarte hoofdfchedel en achterhoofd; de ruimte
tusfchen de oogen, den bek, den halsen de borst is van eene lichte; de andere opper-
gedeeltens van het ligchaam, de vleugels en den ßaart zijn van eene donkere grijze
kleur; de keel- en de buikvederen zijn witachtig; de bek, pooten en oogkringen zijn
zwart. Iiet Wijfje heeft bruine rosfe vederen, op dezelfde plaats waar het Mannetje
zwarte vederen heeft; tusfchen de oogen en den bek is zij grijs; op de vleugels,
rüg en ftaart is de kleur rosachtig grijs; de zijdevederen zijn grijs-olijfkleurig, en de
buik is rosachtig wit. , „
P p p p p 2 ■nec