46a £>TIS T A R D A , E>E G R O O T E T R A P - G A N S /
ftaart; net Wijfje is van onderen donkerder van kleur en veel kleiner ; zij ruijen tweemaal
iin het jaar, het Mannetje is , naar gedachten, hetgeen wij echter niet durven verzekeren,
¡in den Winter van kleur als het Wijfje, maar in den zomer veel helderder,
.A A N 'T E E K E N T N G E N.
Tot de tTrekvogeleri behoorefide.» bezogt onze iegenwoordige Trap - Gans , onder-
¡fcheidene deelen van Europa, echter meer de Zuidelijke dan de Noordelijke; zij ont-
ihouden zieh in het veld, en gaan niet in het waterom te zwemmen, zoo als de gewone
Ganzen., zij zijn daartoe ook onbekwaam, hebbende lange pooten, en de vingers maar
gering, als ter onderfleuning, door een klein vlies vereenigd; ook verfchillen "zij an
houding veel van de Ganzert dielaag op de pooten zijn; ert tot loopen ongefchikt, daär-
entegen is onze Trap-Gans hiertoe zeer bekWaam; Zij loopen op het Veld altijd bijzonder
härd, offchooii zij niet vervolgd worden; maar dit gebeurende, en geen middel ziende om
Mch met loopen te redden en te ontkömen, gebruiken zij ter onderfteuning hunne vleugels
en vliegen laag längs den grond; ¡zij zijn zeer fchUw, verbergen zieh bij het vernemen:
van den minften onraad, vooral voor .de vervolgingen der menl'chen, en zijn daardoor
moeijelijk te bekomen; zij voeden zieh met zaden, kruiden, wormen en infekten; leven
niet bij paren, maar een Man Iieeft v.erfcheidene Wijven; maken hun nest op den grond,
onderen tusfehen het koorn; leggen maar twee of drie Kijeren, die, licht bruin -olijfachtig
yan kleur,zijn, met onregelmatige vuil coode en donkete bruine vlekken»