440 F A L CO P E R E G R IN U S . De 'Wand er of E dee Vale.
de kleuren meer helder zijn geworden, en het is een kenmerkend teken van den
volwasfenen ftaat des Wanders, dat zijne vlekken, die eerst in de lengte over zijne
Vederen liepen, nu- eene dwarsfe rigting.hebhen bekotnen ; in dezen fìaat nu door
Natuurkenners gevonden, heeft hij den naam van Fakfi Peregrinus bekotnen. In
den ouderdom, zoo als de Vogel op de nevensgaande Plaat is afgebeeld, vertoont
2ich dezelve weder eenigzins anders", het Hoofd is nu vuil blaauw naar het zwarte
hellende-, aan den Krop zijn de Vederen zuiver wit geworden, doormengd met
iijne (in de lengte loopende) ftreepjes, en dwarsfe bruine vlekjes breken de vuil witte
kleur van den Buik. De Vederen op den Rug zijn meer leij- of loodkleurig met
blaauw gemengd, en veriierd met heldere ftreepjes, terwijl eene zwarte ftreep
loopt van de onderlip tot aan den hals terzijden uit.
Het Wijfje is- meer zwartachtig op den Rug,, en heeft de vlekken op den Buik
meer bruin dati het Mannetje; ook verfchilt zij daarenboven van het Mannetje
vijf duirn in de grootte, zijnde het eerfte één voet, tien of elf duim, en het laatfte
flechts één voet, zes à zeven duim.
■ D'eze Oude-^amjer, door de Natuurkenners weder- voor eenen anderen Vogel
aaiigezién, heeft den naam gekregèn van Falco Leriarius. -,
A"-A?-N- T E E K E N I N G E N.
Dit geflacht van Valken houdt zieh lioofdzakelijk op in de bergachtige landen
van Europa. Hierin ftaat de Wander gelijk met de overige Valken-loorten, als
welke allen hooge plaatfen tot hun verblijf of woonplàats kiezen. Daar nestelen
zij en leggen er hunne Eijeren, welke doorgaans drie of vier in getale gevonden
worden, en rosverwig met bruine vlekken gekleurd zijn. Ons voorwerp is in
Vriesland gevangen , waar zij meermalen worden waargenomen, zij voeden zieh met
alle foorten van kleine viervoetige dieren ; hoofdzakelijk echter met Vögelen, als
Hoenders, Patrijzen, Duiven, en zelfs ook grooter foort, welken zij in kracht
overtreffen en magtig kunnen worden ; met groote fnelheid ftorten zij zieh neer op
hunnen prooi, klemmen den gevangenen vast in hunne klaauwen, en gretig wordt
het ongelukkig Dier verfcheurd en aan de jonge Valken tot fpijze gebragt.