hok weggenomen zijn, zij houdt dan op met leggen, laat de vierken aihangen;
trekt hare vederen bijzonder aan den hals en borst op,en geeft een ander geluid;
als men nu zoodanige Hen wil laten broeden, hetgeen weder beter is in het
voor- dan in het najaar, omdat de jonge Kiekens in het najaar te veel door
de koude en natheid lijden en daarvan fterven, waardoor men te leur gefteld
wordt in het oogmerk van het broeden ; het broeden en daardoor jonge Hoenders
aan te kweeken, is noodzakelijk, wenscht men het aantal zijner Hoenders te
vermeerderen, en voor de ouden weder jongen te bekomen, en om tusfchen
beiden ook den Vogel zelven tot fpijze te gebruiken, hetgeen een aangenaam en
gezond voedfel is; men plaatst alsdan zoodanige broedfche Hen bijzonder, en geeit
haar zoo vele Eijeren ter broeijing als zij bedekken kan, 13, 14, of 16; dit getal
moet niet te groot zijn, omdac , wanneer de Hen dezelve alle niet goed kan
bedekken, daardoor dan het eene en dan weder het andere Ei bloot zoude
liggen, en dus het geheele broedfel verloren gaan; wil men dit broeden der
Hen niet toelaten, en bij haar die drift overmaken, dan fteekt men haar een
klein vedertje door de neusgaten; dan daar vele Hennen, door dat de Eijeren
weggenomen zijn, niet brueds worden, zoo is het beter als dit gebeurt haar
dan te laten broeden, men kan daardoor ook zijne Kippenfoort verbeteren,
leggende onder zoodanige Hen, welke Eijeren dat men verkiest; zij broeden
eenen tijd van drie weken, körnende dan de jongen te voorfchijn, en nadat deze
door de wärmte der Hen geheel droog zijn, verlaten zij met de Hen het nest,
en zoeken zelve haar voedfel, doch om zieh te warmen en om te flapen,
kruipen zij weder onder de Hen, die hen dan met de meeste zorg onder
hare borst en met hare vierken bedekt en koestert.
Men kan ook door kunstmatige wärmte de Eijeren van de Hoenders uit-
broedden, dan hierover uit te wijden, zoude ons beftek te veel overfchrijden,
en hier zijn ook bijzondere werkjes over gefchreven, en ieder Liefhebber, die
hiervan, en van de geheele leefwijze der Hoenderen iets meerder wenscht
te weten, kan hierover lezen het werk van den Wel - Edelen Heer C. J.
T em m i n c k , Histoire naturelle des Pigeens et des Gallinacés, ouvrage en trois
volumes, hetwelk ook bij ons gedrukt en te bekomen is.