FALCO LEUCOCEPHALUS. iiornotinus. WITKOPPIGE AREND. 419
den eenen Vogel van den anderen te onderfcheiden, en waardoor 00k het onderfcheid
tusfchen onzen Vogel en andere foorten zal kunnen gekend worden. De Konings
Arend heeft de Poten tot aan het begin der Vingeren met Veêren bedekt ; terwijl
daarentegen de Poten van den Witkop-Arend ftandvastig naakt, en alleen een weinig
onder het Kniegewricht met Veêren overdekt zijn.
B E S C H R IJ V I N G.
De Vogel, op dehiernevensgaandeplaatafgebeeld, heefthetvolkomenpluimaadje van
eenen geheel volwasfenen Vogel nog niet verkregen. Vermoedelijk is hij op het tijd-
perk, hetwelk valt tusfchen de eerfte en tweede Ruijing ; de witte kleur, die zieh
reeds meer of min duidelijk op de Staartpennen vertöont, geeft hiertoe aanleiding.
Dezelve is gevangen in een Vosfenklem in vriesland , bij het Dorp Rinßimageest, van
waar hij levendig gebragt is aan den Heer j. h. n i c o l a y , te Leeuwaarden, welke de
goedheid gehad héeft ons daarvan de teekening, door Zijn Ed: gemaakt, op een derde
verkleind, toetezenden, en de Befchrijving zijn wij aan de vriendelijkheid van den Wel
Ed: Heer c. j. temminck verpligt. De grootte van dezen Arend is vier voeten Vrie-
fche maat, en de vlugt ruim acht en een half voet. Dit was de elfde Arend welke
aan voornoèmdenHeer n i c o l a y , in den tijd van zeven Jaren, was ter hand gekomen,
maurvun er vipr waren frefchoten. en zeven in Vosfenklemmen gevangen, de grootfte
daarvan hadt tien voeten vlugt. Wij Hebben, om de grootte van deze foort van
Vogelen te becer te doen kennen, in de tweede bijgaande Plaat, de Kop, eene der
Pooten, en een der Staartpennen , waarvan hij er veertien heeft, levensgroot
afgebeeld, en zullen nu de kleuren der Vederen van dezen Vogel opnoemen, en daarna
kortelijk den ftaat van deze foort in de onderfcheidene tijdperken van leven befchrijven.
De kleur van den jongen Witkop-Arend is op het Hoofd en boven op den Hals ros-
achtigbruin, met z wart doormengd; de Borsten Buik hebben eenen bruinen grond, ge-
fchakeerd met witte en rosfe vlakken; alle de Vederen zijn aan derzelver begin wit; de
Rüg en de Vleugelen zijn graauwächtig bruin, met donkerbruine Vlakken, waaronder
fomtijds eenige groote witte vlakken. De groote Slagpennen zijn zwart, doch demid-
delften bruin, en wit bij derzelver begin. De Staartpennen zijn helder aschgraauw, met
vele bruine vlakken; de vier buitenften van elke zijde zijn bruin aan de buitenzijde, en
allen hebben nabij het einde een bruine band. De Bovenkaak van den Bek is zwart-
achtig; de onderfte is met geel doormengd. De Washuid is blaauw, naar het gele
hellende. De Oogkringen zijn bruin, de Poten geel, en de Nagelen zwart.
Op eenen ouderdom, van twee Jaren vertoonen het Hoofd en de Hals van dezen Arend
eene aschbruine kleur, doormengd met een donkerder bruin; de Staartpennen zijn vol-
komen wit; de Bek geelächtig, gelijk 00k de Oogkringen; de Washuid is donker-geeL
O o o o o