4i4 0 Ö L U M B A T R EM U jL A . P A AW -D U IF , P A Ä UW E S T A A R T .
aan de ifiart toe, en wil hij zien wat ’er achter hem gebeurd, zoo doet hij zulks
door de tusfchenruimte van de Staartpennen heen, meestäl beefc de Vogel, geduu-
rende den tijd dat hij zieh in zulk eene houding vertoond, het geheele ligchaam
fchud alsdan door de geweldige beweeging der fpieren, het is gewoonlijk in ver-
liefde ogenblikken dat men de Vogel aldus ziet pronken, hoewel hij even als de
Paauwen en Kalkoenen zulks ook op andere tijden doet, om fierheid en moed aan
den dag te leggen,
’Er zijn meer duiven tot andere foorten behoorende, welke eenigermate het vermögen
fchijnen te bezitten om gelijk de Paauwen en Kalkoenen hunne Staarten
eenigzins opteheften, of uit te breiden, op verre na echter niet zoo. volkomen als
de eigentlijke Paauw-Duiven, deze zijn bastardfoorten, en afkomftig van onze
gewoone Paauweftaarten.
A A N T E K E N I N G E N.
Deze foort van Duiven zijn door de liefhebbers, inzonderheid door die, welke
zieh toeleggen op het houden van Duifhuizen of Toorens, niet zeer gezöcht, zij
verlaten zelden hare verblijfplaatfen, waarfchijnlijk uit vrees, om door de wind
weggevoerd te zullen worden, welke in hären breeden ftaart, ongemenen tegen-
ftand vindende, en de Vogel in het vliegen zeer verzwakkende, oorzaak zijn zal,
waarom zij zieh niet verre van hare woningen verwijderen, nog eenige togten van
aanbelang durven onderneemen.
Hoe zeer deze Duiven gelijk wij zoo aanftonds zeiden: geene gefchiktheid heb-’
ben, om verre rijzen te ondernemen, of aanzienlijke afilanden te naderen, zijn zij
echter door den mensch zelve zeer verfpreid geworden; mogelijk behooren deze
duiven niet eens oorfpronkelijk tot onze Gewesten, want vele twijfelingen, zouden
ten dezen aanzien kunnen oprijzen, dat zij althans van onze Wilde Duiven niet
afflammen, eene aanmerkelijke bijzonderheid, te weeten: het groot verfchil in het:
getal der Staartpennen, deze alleen reeds, veroorlooft ons niet om de Wilde;
Duiven der Paauweftaarten gelijk te ftellen, deze laatfte zijn voorzien van een ver-.
bazend getal, de meeste zoo' in- als uitlandfche Duiven bezitten niet boven een;
douzijn Pennen in de Staart, ondertusfehen hebben Paauw-Duiven, veel meer, en.
wel tot dertig toe, en de door de liefhebberen het meest gezochtfte, hebben twee
a vier-en-dertig Staartpennen, welke laatste echter zeer zeldzaam voorkomen.