.C O LUM B A C U C I I IL L A T A,
COLUMBA CUCULLATA,
GEKAPTE o f NON*DUlF,
J A C O B IJN-DUIF,
KAPPER.
n : .
l V e natuur, zoo onuitputtelijkrijk, in hare voortbrengfelen, fchijnt (om onszooeens
uit te drukken) als verzadigd zijnde van wegens het onmetelijk getal der fchepfelen door
hare hand gevormd, zieh als op meuw te verlustigen, in alle die verfeheidenheden,
welke elk geflacht van wezens aan ons oog vertoond, en in dezelve, dan eensdebevvon-
derenswaardige mvallen harer fcheppingskracht te voigèn, of inhet vormen vanzoodaniae
wezens, eigenaardighedenvan andere harer kinderen te ontleenen, waardoor dezulken,
die tot deze verfeheidenheden of fpelingen der natuur (zoo als men het pleeir te noemen)
behooren, als dan in houding, maakiel, uit- en inwendig zoodanig machinaal kunnen
verichillen, dat men, naar mate dit verfchil groot is, misleid door de onderfeheidene
kenmerken , tot de onderfeheidene geflachten behoorende, niet eens in ftaat is, de rane
hunner Ijjstematifche orde onberwistbaar optegeven ofaantewijzen; dan wederom fchijnc
zij op niets anders bedagt te zijn, dan op eerie aangename mengeling van kleuren, of
ilechts op eene eenvoudige aardigheid, op fchoonheid en bevalligheid te letten, die het
oog bekooren, terwijl zij altoos, hoe zeer ook fomtijds van haren algemeenenreeel, van
hare onveranderlijke wetten, van de groote keten van overgang. in het gefchàpene
lchijnbaar als afwijkende, echter altoos eene juistheid en òrde ftaande höud, en eene
onveranderlijke vastheid handhaafd, die de geest des oplettenden beìbhouwers hoger
Iot de verhevene almagtige oorfprong.van dit alles, tot die eeuwige aan-
biddelijke magt, wijsheid, goedheid en genade, door en in welke alles wat is,
zach beweegt, ademt en leeft.
B E S C II R IJ V 1 N G. . ' V 5 f
De Kapper-Duìf, in het werk yan den Heer linn/eus door D'. m. h o u t tu ijn ,
als de vijfde verfcheidenheid van den Heer brisson opgegeven, heeft de grootte der
gewone of Hokduiven, de bek.echter is veel korter dari die van andere, de veren van
het achterhoofd, en van het bovenfte gedeelte van den hals fchijnen als verkeerd en
opwaards te groeijen, en als. zoodanig een foort van hulfel vormende, gelijk of dver-
eenkomst hebbende met een Monniks-kap. De kleur is onbepaald, dat is: verfchillen-
de, als bij andere duiven; wij hebben tot ons tegenwoordig voorwerp een zwarte ge-
koozen, welke de fraaiste zijn, hebbende de kop, mitsgaders de groote flagpennen
Wit; men noemt dezulken Nonnetjes of Non-Duiven, waarop de Liefhebbers hier te
Lande het meest gefteld zijn. De Duitfchers noemen deze vogelen Paruquen- Taube,
dat is: Paruik- o fg'eprutkte D u i f— de Eqgellche zéggen Jacöbyn-Duif, ook af paar
aanleiding van de kap, waarmede zieh de Jacobyner-Monniklcen bedekten, ook be-
kend onder den naam yaii Dòminicanen of Dominicaner-Monnikken, behoorende tot
eene zoogenaamde geestelijke Klooster-orde, door Sr. Domiriicus geftigt.
A A N T E K E N I N G E N.
Deze Duif tot de Tamme- of Hokduiven behoorende, heeft zoo als wij reeds
gezegt hebben, gelijke hoedanigheden met dezelve, waarvan wij reeds vele liebbèn
0Pgegoven, wij gelooven echter onze Lezers geen ondienst te zullen doen, wanneer
wij bij deze gelegenheid hier inlasfen, eenige algemeene ftaat- en huislioudkundige
aanmerkingen, betrekkelijk het Duivengeflacht.
Na een breedvoerig uittrekfel eener belangrijke verharideling door den Heer b affroij,
Lid van het voormàlig Wetgevend Ligchaam ce Parijs, (Voorgeleezen in de Maatfchappij
van Landbouw, yan het Departement van de Seine, te wijdloopjg om hier in
Nnnnn • te