4 I0 C O L U M B A G U T T Ü R O S A . D E K R O P P E R .
.awart, wit en zwart-bant, .blaauw met glanzend groen en roskleurig, «nz.
■enz. meestäl bepaald, is in die voorwerp, wat het hoofdzakelijke betrefc,
met deze laatste het meest overeenkomstighier en daar met wit gemengeld,
de Krop zelve Ss w it, even als de Buik, Vleugels en Staartpennen met
;bleek aschgraauw ¡als overfchaduwd ; de Hals heeft een fchoone roode en
glanzende wijnmoer - kleur, in welke een onnavolgbare groene weerkaatfing
fchittert, als de Vogel zieh aan de zonneftralen blootfield, de Eooten zijn
Jioog-rood gefchubt, en de Nagelen bleek, op de Keel leggen eenige roode
<veerfjes, welke jn de gedaante van een befje op de Witte Krop afhangen,
;en de Vogel eene zekere deftigheid bijzetten, die in het algemeen de Kroppers
iboven alle andere Duiven kenmerkt.
A A N T E K E N I N G E N:
Bij de algemeene hoedanigheden het Duiven-geflacht eigen, voegt dit foort
eene groote bijzonderheid, te g weten: met betrekking tot het opzetten van
den Krop, iets het welk deze V o g e l, "niet alleen -vanr de- Düiven in het
gemeen, maar zelf van verre de meeste Vogels zeer ondericheid, ’er zijn
’ e r , die de Krop zoodanig kunnen opblazen, dat de Kop als in dezelve
weggezonken, naauwelijks ziehtbaar is, welke; geflake hem echter in het vliegen
een weinig fchijnt te belemmeren; van tijd tot tijd, feläast de Vogel zieh op,
inzonderheid als bij zieh' in een trotfehe houding vertoonen, o f zijn partij
verjagen wil; en het zij hij zieh zelve opgeblazen, of dat men hem de
Krop met wind gevuld heeft , zoo gsat hij echter meer dan andere Duiven
regt o p , en ondast naar willekeur de wind uit zijn Krop, of houd dezelve
daarmede langen tijd opgezwollen; hij paart het liefst met zijns gelijken, en
plant alsdan op zijne nakomelingen deze bijzonderheden voort, zonder dat
dezelve ooit wegvallen, laat men hem echter met andere Duiven paren,
zoo teelt hij wel voort, maar de hoedianigheid van Kropper, verminderd,
in zulk een nageflacht trapsgewijze, en ontaard eindelijk geheel en a l,
tot den ftaat der gewoone Duiven,
H