4Ja S I T T A E U R O P E A . D E B O O M K L E V E R .
dríe vingeren van voren met fcherpc nngelcn, en een lange vingcr
van achteren, zijnde mede met een fcherpe kroromc nagd voorzien.
A A N T E K E N I N G E K
Zoo wel in den Zomcr ala in den Winter onthouden zieh deze
Vogeltjes in ons Vadcrland, ja zelfs vind men dczelven van het Zuiden
tot aan het barre Noorden van Europa het geheele jaar door , betonende
gedurende den Zomer het hoge geboomte der Bosfchcn,
körnende daarentegen met den Winter nabij onzc Woningen en in onze
Tuinen over, om in dit barre jaargetijde aldaar in de Doornhagen
cn lager geboomte liun vocdfel te zocken, klautcrendc met eens ver-
wondetlijke vlughcid tegen de boomen op en neder, niet alleen tegen
de regt opflaande Stammen maar ook tegen de hangende Takken, zoo
dat zij dikwijls er het onderfle boven aanhangen, zoekendc tusfehen
de reten en onder de bast der boomen haar Voedfcl, het geen
beftaat uit Infecten cn fomtijds ook uit Noten van Beuken of andere
Boomen, waartoe de fpitle puntige Bek hun zeer goed van dienst
is; zij nestelen en broeijen in de holle gaten der boomen leggende
vijf, zes of zeven Eijeren, grijsachtig van kleur met. rode vlakken.