45a MUSCICAPA ALBICOLLIS. W i t g e h a l s d e V l i e g e n v a n g e r . '
geh ad te hebben, in welken tijd zij Zijn Ed. voorkwamen reeds ziek geworden te
zijn, zekerlijk door gebrek aan het noodige vocdlel, liet Zijn Ed. dezelve weder
wegvliegen, en terwijl wij die fchrijven, zijride reeds eenige weken daarna, ver-
toonen zij zieh nog bijna dagelijks in denzelfden Tuin. Dan laat ons nu overgaan
tot de
b e s c h r i j v i n g .
Het Wijfje is het geheele jaar door van dezelfde kleur, en in den Winter is het
Mannetje daaraan gelijk, maar gedurehde den Zomer is het Iaatfte veel helderder,
hebbende dan een’ breeden helderen witten haisband, eene witte piek vour op den kop
bij den bek, de dekvederen der vleugels wit, de ftuit wit, en het geheele onderlijf
van dezelfde kleur, het overige van het Vogeltje, als de geheele kop, de rüg,
de kleine veertjes op de vleugelen en de ftaart is zwart, dat bij het heldere wit
zeer veel affleekt. Bij het Wijfje is het Wit niet zoo helder maar meer aschkleu-
rig en het zwart grijsachtig, voor op den kop is eene kleine aschkleurige vlak, de
haisband is ook fmaller dan bij het Mannetje,' echter lichter van kleur dan het
overige, het onderlijf blijft zuiver wit.
A A N T E E K E N I N G E N .
.Vii 'J&j. :»’ '* •; l :t.. i ’• J v 4 - ' V» t ’' i w - '
In het midden van Europa vindt men ons voorwerp in den zomer meoigvuldig.
Zij leven bij paren, nestelen in de gaten der boomen, Het Wijfje legt vijf of zes
Eijeren, groenachtig blaauw van kleur, met kleine bruine vlakjes aan het ronde
einde; hun voedfel beftaat uit vliegen en andere infekten, en zdter ook wormen,
daar bet bovengemelde paar zieh liet vangen met meelwormen, en zij in de kooi
zittende zieh dezelve wel lieten fmaken.
Het zijn Trekvogels, die laat in het voorjaar in Europa overkomen, daar maar
eenmaal broeden, en vroeg in den herfst weder vertrekken.