FALCO LEUCOCEPHALUS
H O R N O T I N U S .
DE W I T K O P P I G E
A R E N D.
H i , het geflacht der Arenden, hetwelk de machtigfte, fterkst gewapende en
grootfte verwoesters der Dieren oplevert; hunne ftoute geruste houding geeft ^ n Pn
moed te kennen, die voor geen gevaar bevreesd is ; zij leven'.bij paren; mann^y en
wijfje houdea elkander dikwerf gezelfchap op de Jagt Deze verfcheurende Dieren ver.
heffen zieh langzaam van de aarde, en befchrijven meer of min groote kringen, wanneer
zij tot eene zekere hoogte gekomen zijn. Sommigai vallen met geiloten Vleugelen lood-
regt op hunne buit; de meesten laten de Krengen onaangeroertl;- flechts hooge nooden
gevangenis kau ze noodzakcn, zieh van Dieren, welke reeds tot rotting. overgaan, te
voedeia» —Her is deirhalven jniet o*\rcgto, wameer men algeniGen van gevoelen is,
dat de Arenden te edele en te trotfehe Vogelen zijn, dan dat ay^op; döode Dieren zouden
azen, gelijk de Gieren en andere Roofvogelen.
De Arenden onthouden zieh bij günstige jaargetijden in eenzame plaatfen, vooral op
eenzame Bergen en in het binnenfte van groote Bosfchen. Zij ncStett op de meest on-
toegangelijke Rotfen, of op de toppen der hoogfte Boomeni. Zij leggen niet meer dan
tweeEijeren. Dejongen zijn bij-de geboorte met een fchaarsch Dons overdekt, en
grijpen zelve het voedfel, hetwelk hunne Oüders in het Nest bijeen dragen.
' Geftalte en woestheid plaatfen den Witkop-Arend in den eerften rang ohder de tij-
rannen der lucht •, evenwel mist hij den moed vari den Grooten of Konings-Arend
('Falco Cbryfaetos, linn. gmel.) Van’natuur traagzijnde, gaat hij niet op de Jagt, dan
gedurende eenige ure,n van den dag, terwijl de Konings-Arend, even zoo ijverig als
onverfaagd, onophoudelijk zijne buit befpiedt of vervolgt, welke hij door allerlei listen
tracht magtig te worden; ook valt hij nimmer op Visfchen, die daarentegert aan den
Witkop-Arend tot een voornaam voedfel verftrekken. Deze laatstgenoemde voedt zieh
echter ook van viervoetige Dieren en van Vogelen, welke hij aan ftukken fcheurt wanneer
zij te groot zijn om op eens in zrjn Nest te kunnen gedragen worden; hij ver-*
voert zijne buit in den Bek; wanneer de Visch, dien hij nabij de oppervlakte van het
SQ N n n n n 2 -wa"