
bleekbloeijende Duizendknoop*
Hoogàuitsch. Ampfierblâttriger KnÖterig.
Mngelsch. Pale-flowered Persicaria.
• Bloeit in Julij en Augustüs 0 ,
O c t a n d r i a , t r i g y h ia'; Achthelmigen, driestijligen.
Natuurl. Bang volgens X in n . XII. Oleraceaè, Moesgewassen. Polygoneae, D e c a n d o l 1 e.
G e s l a c h t s K e n m e r k e n . Perigonium (çalyx•'coloratus) 4—6-partituin persistera J de gekleurde kelk-is
4—6-deelig , blijvende. Stamina 5—9 , saepius 8 ; Meeldraden 5—9 , doch meestal 8 in getal. Ovarium 2—3
stylos, totidemque stigma'ta gerens; Tiet vrüchtbegiitsel draagt 2 of 3 stijltjes en even zoo vele stempeltjes» Ca*
riopsis (semen 1 ) ovata aut triangularis ; één eirond o f driekantig zaad.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n . Floribus 6-andris digynis; met 6-helmige tweestijlige bloemen. Spicis bre-
-vibus ; de aren kort. Caule erecto ; de steng regtstandig. Foliis övato-lanceolatis glabris, vaginis subhirsutis ;
de bladen eirond-lancetvormig, onbehaard, de bladscheeden een weinig ruig.
Deze soort komt in houding zoo zeer overeen met de persikbladige Duizendknoop -CPolygonum Persicaria),'
a f geheeld in deze Flora No. 124, dat ik haar vroeger doel eens daarmede verward heb. B ÿ eene nàauwkeurige
vergelijking echter der beide afbeeldingen en der beschrijvingen van de beste schrijvers, is Pol. lapathi-
folium van Pol. Persicaria te onderscheiden : 1-. door van boven regt a f geknotte en niet ge.wiinpexde bladscheeden
e ; 2 . door de geelachtig-groene kleur der bloemaren, welke ik ,, even als y.o n B é n n i ng h au-
s e n (Prodr. F l. Mon ast. p. 116—117), nooit rood gezien heb, gelijk bij Pol. Persicaria-, hoewel De-
-c a nd o 11 e {Flore française No. 2210) het tegendeel verzekert ; 3 ., en dit is wel het stelligste kenmerk,
doordien de twee stijltjes <c) geheel tot aan het vruchtbeginsel toe , gescheiden zijn , terw ijl pij-bij Pol.
Persicaria van ónderen tot de halve hoogte zijn zamengegroeid, zoo als men d i t in de aangehaalde afbeelding
van Pol. Persicaria, in deze Flora bij letter e aldaar-, ten duidelijkste ontwaart.
Men ziet den gekleurden kelk van ter zijde bij a ; denzelfden geopend en eenigzins vergroot-, met de daaraan
gehechte 6 meeldraden bij b? het vruchtbeginsel met d e twee, geheel gescheidene , stijltjes bij c-, 'het zaai
hij d ; de beide laatste mede eenigzins vergroot. De plant verheft z ich , even als Pol. Persicaria,-ter
hoogte van 3—5 palmen.
G r o e i p l a a t s e n . Op vochtige gronden en bij mesthoopen.
Zij is het e e rst, als inlandsch, opgegeven in het-S'picilegium van d e G e e r No-. 3 3 , die haar"op vochtige
mesthoopen bij Jutphaas had waargenomen. Naderhand heb ik haar vrij algemeen gevonden nabij het dorp
Heikop bij Vianen, bij de Bild en Maartensdijk in de Prov. Utrecht, en in hét afgeloopen jaar tusschen Midwolie
*n Tolbert en bij Slochteren in de Prov. Groningen. De alhier afgebeelde plant is v.an de laatstgenoemde plaats.
H u i s h o u d e l i jk G e b r u ik . Van deze plant vinden wij geen bijzónder gebruik opgeteekend. Uithoofde
van hare groote overeenkomst mét de hiérboven genoemde Polygonum Persicaria, zal zij waarschijnlijk in het
nuttig gebruik vau deze plant, onder No. 124 dezer Flora opgegeven , hiermede grootendeels overeenkomen.