
Zachtharige Eerenprijs.
Hoogduitsch. Gamander Ehrenpreis.
EngeUch. Rugged-leaved Speedwell.
Nederd. bijnaam. Basterd-Gamanderlijn.
B lo e it in de maand Junij. 2f.
Diahdria, monogyslaj Tweehelraigen-, eënstijligen.
Natu url. R a n g . volgens Linn. X L Personatae j Grijnsbloemigen. Rhinanthaceae, Decandolle.
Geslachts kenmerken. Corolla limbo 4 p a r t it o , Bloemkroon met eenen vierdeeligen boord; lacinia
infima angnstiore, de onderste slip smaller. Capsola bilocularis; tweehokkige Zaaddoos.
S oobteluke kenmerken. Racemis latetalibus longissimis; met zijdelingsche zeer lange Bloemtrossen.
Fo liis ovatis rugosis dentatis obtusiusculisj de bladen eirond , gerimpeld, getand en stompachtig. Cau-
libus adscendentibus; de steng opgaande. »
De ze soort h eeft op h ét eerste g e zig t v e e l overeenkomst.met d e Gamanderlijn Eerenprijs (Feronica
Chamaedrys) op de allereerste p la a t dezer Flora afgebeeld. Z i j is echter gemakkelijk va n dezelve
te onderscheiden door de volgende kenmerken. D e steng is aan alle kanten m e t kleine
witachtige a ls gekrulde haartjes bezet en n ie t, zoo als i n \ . Chamaedrys, in èéne rij a a n elke
zijd e der steng. D e bloemkroon is n ie t zoo zuiver hemelsblaauw, maar meer naar h et paarsche
overhellende, en aan de opening met kleine haartjes ge slo ten , gelijk men aan de afzonderlijk
l i j a a f geheelde bloemkroon ziet. De kelk is ongelijkvormig S -d e eh g , met de v i j f de slip
zeer k le in , gelijk med zie t b ij b , en n ie t, als in V . Chamaedrys, gelijkvormig /j-deehg. D e
bloemtrossen z ijn digter en worden dikwijls v e el langer dan in de andere soort. Z i j groeit ter
hoogte v a n o o f 3 palmen. — In het Compendium Florae g e rm an ic a e van blote en riNGEE-
Htrra I. hl. 20. is z i j beschreven onder den naam van Veronica la tilo lia , ook komt z i j , naar
men ve rzekert, onder denzelfden n a am , in het herbarium v a n linnaeus voor.
Groeiplaatsen. Op drooge boschrijke o f m e t gras begroeide gronden.
Het koomt mij n ie t onwaarschijnlijk voor dat de p la n t, welke meese in zijne Flora Frisica n° 1 2 ,
onder den naam van Feronica la tif o lia , gevonden op het kerkhof te Donjum en in moeshoven in
F rie sla n d , vermeldt, tot deze sóórt zal moeten leruggebragt worden. De gobter maakt van deze soort
van meese geen g ew a g , terwijl van' geuns (Spicil. n«. 1411 g e lo o ft, dat meese dezelve met F . Chamaedrvs
zal verward hebben. De Feronica Teucrium is echter het eerst met zekerheid als inlandsch
bekend gemaakt door1 den Heer de beijeb, die mij vergund heeft dezelve als zoodanig op te geven,
in een aanhangsel achter mijne Synopsis Graminum indigenarum Traj. ad Rhenum 1 8 2 1 , p. l i p . Hij
had haar gevonden in den Tielerwaard langs den W a aloeve r, tusschen Ne en jn en en JVaardenburg
en vrii algemeen in de weilanden langs de PFaal tusschen Nijmegen en Beunmgen. Naderhand is
z ii, volgens opgave vah den Heer nuBOis, ook gevonden te Maarsbergen bij Doorn , terwijl ik dezelve
onlangs* heb gezien op de wallen der stad Groningen en van die plaats heb laten afteekenen. De
groeiplaats door den Heer veijuag zijnen, bij ’s Gravenhage in mijne Flora Belg. Sent. I. ld. i5 opgegeven
, behoort nie t; tot deze soort maar tot Feronica Chamaedrys, gelijk mij uit de door hem
overgezonden exemplaren gebleken is.
H uishoudelijk gebruik. Wordt gegeten door runderen en g e iten , door andere dieren geweigerd.
L inn. P a n Suec. De bijen azen op de bloemen volgens Mattuschka.