
PRUNUS spinosa.
sleedoorn Pruim.
Hoogduits ch. Schlehen Pflaume, Schlehdorn, Sóhwarzdorn.
Engelsch. Sloe-Tree. Black-Thorn.
Nederduitsche bijnamen. Sleedoorn, Sleepruim. In Groningen slijen genoemd.
B lo e it in April.
I cosandria, monogynia ; Twintighelmigen, Écnstijligen.
N a tuurl. R a n g . volgens L inn. X X X V I: Ppmaceae, Appeldragenden. Rosaceae, Decandolle.
Geslachts kenmerken. Calyx 5-fidus, inferus; de kelk is 5-spletig, om het vruchtbeginsel. Petala 5;
v ijf bloembladen. B rupae laevis n u x suturis prominulisj de kern der gladde steenvrucht heeft uitp
uilende naden.
S oortelijke kenmerken. Fruticosa; heesterachtig. Pedunculis solitariis j met alleenstaande bloemsteelen.
F o liis elliptico-lanceolatis, subtus pubescentibus; de bladen ovaal-lancetvormig, van onderen zachtha-
rig . Bamis spinosis; de takken gedoomd.
D e stam van dezen heester is zeer g eta k t, de takken uitgespreid en d ikwijls in doornen üitloo-
pende. B e bladen z ijn klein, o va a l o f eirond-lancetvormig, g eza a g d . B e bloemen komen vóór
de bladen u it, z ijn w it van kleur en gelijken in de verte eenigzins n aar die van den Haagdoorn.
Z i j staan, o f alleen aan de zijden der takken, o f vormen, g e lijk in de nevensgaande
afbeelding, onregelmatige eindelingsche trossen. B e vrucht a, eèhe steenvrucht, is kogelrond,
donkerblaauw van kleur en heeft eene wrange zamentrekkende smaak, welke echter na de
wintervorst verbetert. M en zie t b ij b de aan de naden eenigzins uitspringende kern der vrucht.
Z i j verheft zich ter hoogte van i o f i ellen.
Groeiplaatsen. Aan heggen, dijkjes en op andere beschaduwde plaatsen.
Deze heester is gevonden door de gorter buiten H e l, Ha rd erw ijk , Z w o l, N a a rd en, hij Haarlem
achter Overveen; in h et Haagsche bosch; Lij Doorn; menigvuldig aan de dijkjes door het gehcele
Gorecht bij Groningen; door meese omtrent Bergum, ’t TFijzel, K o o ten, Brogeham, Suyihuisum bij
H aute en omtrent Bonkerbroek in F rie slan d ; door den Heer de beijer hij N ijm eg en ; door den Heer
KUYPER van wUschpenning bij B r e d a ; door de schrijvers der In itia Florae Groninganae p. 34 aan den
weg naar Tolbert, N u is en Marum, ook op de L e e k , te Grootegast, Slochteren enz. in de prov. Gro-
n in g en ; door mij zelven eindelijk op vele plaatsen hij Utrecht; te Oosterwolde en Appelscne m
Frie slan d enz. De afgeheelde plant is van Haren hij Groningen.
H uishoudelijk gebruik. Het sap van deze steenvrucht is wegens zijne scherpte naauwelnks bruikbaar,
maar gekookt zijnde met eene goede hoeveelheid suiker, geeft het eenen verkwikkenden dran .
D it sap kan verder op verschillende wijze toebereid worden, met brandewijn, cider o f ander toevoegsel,
waardoor men eenen nagemaakten portwijn bekomt (mattuschka, gattenhoff en smith, E ng l. flora.)
Volgens den laatsten kan ook dit sap, over een zacht vuur verdikt, gebruikt worden in plaats Y311
Egyptische Acacia o f Indische Catechu. K alm geeft op, dat de schonische slee-doornwijn aldus e-
reid wo rdt: De vruchten worden, n ie t eerder dan nadat zij bevroren zijn, g ep lu k te en dan met c
steenen fijn gestoten ; daarna g iet men er kokend water op o f laat het ook een w e in ig koken. e
dik werpt men w e g , en doet bij het vocht eene gelijke hoeveelheid wijn, hetgeen men te zamen aa
gisten, en na èenigen tijd, is deze wijn bekwaam om gedronken te worden. I)e noot geeft eene o ie,
v e e l niet die der olijven overeenkomende. De jonge bladen hebben iets van dien specenj-geur, we e
de S piraea Vlmaria opgeeft, en in E nge lan d wordt de Chineesche thee hier mede vervalscht, smith.
Door linnaeös waren zij hiertoe reeds aangeprezen in de Amoen. A c . v ol. III p. 87.
De bast, welke doör het vee gaarne gegeten wordt, en waarmede men de kaas voor bedert au
waren, geeft met loog gekookt eene roode, en de onrijpe vrucht met zwavelzuur eene vaste
verw en een heter schrijfinkt dan de gewone. Het hout dat hard, vast en zeer glad is, wordt door ra
jers, instrumentmakers en beeldmakers gezocht, Mattuschka. Voor heggen is hét zeer geschi , ™
hiertoe zal het bezwaarlijk met den hagedoorn ( Crataegus oxyacantha) te gelijk kunnen geplan wor >
daar de laatste altoos de overhand behoudt.