
C I R S I U M anglïcuni.
Engelsche Vederdistul.
Hoogduit sch. Wiesen Kratzkraut,
Engelsch. Meadow Thistle.
Nederduitsche Bijnaam. Wordt in de Scharmer (Prov. Groningen) Spastische ruiter geheten
Bloeit in Junij Tf,
S 'y n g e n e s i a a e q u a l i s j Getijk Zaamhelmigen«•
Natuurl,,Rang volgens L in n . XLÏX, Compositae , Zamengestelden
G e s l a c h t s K e n m e r k e n (volgens D e c a n d o l l e ) . Involucrum fccalyx communis) imbricatum , squamis
apice (mucronatis aut) subulato-spinosis j het omwindsel of de algemeene kelk overeenliggend, met aart den ti *
gepunte of elsvormig-gedoornde schubben., Receptaculura paleaceum ; de vruchtbodem stoppelig. Pappus caducus
plumosus ; het zaadpluis- afvallend gevederd.
S o o r t e l i j k e K e nm e r k e n ^ Foliis inferioribus petiolatis, superioribus amplexieaulibus, lanceolatis inae-
qualiter dentatis ciliato-spinulosis, supra hispidulis , subtus arachnoideis ; met de onderste bladen gesteeld de
bovenste stengomvattend, lancetvormig, ongelijk-getand en met kleine doorntjes op den rand, van boven eeni»-
zins stekelharig, ran onderen met spinnewebgelijkende haren bezet.- Squamis involucri linearibus appressis
aubpungentibus; de schubben van het omwindsel lijnvormig aangedrukt, een weinig stekende.
Dexe soort, welke noch bij d e G o r t e r , noch in mijne Flora. Belgii Septentrionalis voorkomt, is het eerst
door m ij, als eene inlandsche p la n t , bekend gemaakt in de Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen,
Deel I I , st. 1. bl. 123, zijnde als toen door mij in de omstreken der stad Groningen aang*
troffen. De steng is opgerigt, onverdeeld , |1- o f zelden 2-bloemig, met 2 of 3 stengomvattende bladen
voorzien. De wortelbladen zijn veel g rooter, lancetvormig,. talrijk en digt opeen gedrongen, zoodat zij
den grond soms geheel en al bedekken. De vrij groote bloem is eindelingsch, knikkende, doch ten laatste
opgerigt, met eene fgeheel witten bloemsteel. Het omwindsel is eirond en bestaat u it lancet- of lijnvormige
, opgerigte, een weinig stekende schubben. Men zie t bij u eene der buitenste, hij b eene der
binnenste schubben van het omwindsel; bij c een ofzonderlijk bloempje; bij d een der gevederde haren van
het zaadpluis; bij e eindelijk het zaad. De plant groeit 3*-4 palmen hoog.
De Heer P. T r e s l i n g heeft mij van de Scharmer, in de Prov. Groningen eene afwijking dezer plant
met witte bloemen medegebragt. Overigens vergelijke men onxe afbeelding met die van Cirsium hetero-
phyllum, vroeger in deze Flora onder No,.240 gegeven, w ijl z i j door om e vroegere Plantkundigen
waarschijnlijk met deze laatste soort verward is».
G r o e ip l a a t s e n .- Op moerassige veenachtige gronden*
Zij is door mij veel gevonden bg Haren, op het Onland en te Paterwolde- bg Groningen; en later bij
Suwoude in Friesland en bij de Scharmer in de Prov. Groningen, van welke laatste plaats de afgebeelde plant
herkomstig is. Ook is zij bij Tienhopen in de Prov.U tre ch t gevonden door den Heer B r o e r s , en bij 's GravenJ
hoge door den Heer V r g d a g Z ijn e n . Zie de Bijdragen, t. a. pl, bl, 124..
H u i s h o u d e l i j k Q e b r u ik is hiervan onbekend»