
Klimmende Nachtschade.
Gewoonlijk. Dulcamarae slipites.
Hoogduitsch. Kletternder, rother Nachtschatten, Bittersüss.
Engelsch. W o od y Nightschade. Bitter-sweet.
Nederduitsche Bijnamen. A lf r a n l , E l f r a n t , B itte r zo e t, Hoe langer hoe lie v e r , Kumahte r. Wordt
in de omstreken van Boren E lg je s- o f Balbessen-hout genoemd; bij Veenendaal fTeerhout.
B lo e it in Junij en Julij. 2\.
P entabdria, monogynia; Vijfhe lmigen, e'e'nstijligen.
N a tu u rl. R a n g volgens L inn. X X VIII. L u rid a e , Vuilbloemigen.
Geslacbts kesmerkm. Calyx 5-Hdus; kelk 5-spletig. Corolla rotata, tubo brevissimo, limbo 5-Edo,
patente ; Bloemkroon rad vormig, met eene zeer korte b u is, 5-sp le tig en , openstaanden boord. Anthe-
rae erectae, conniventes, apice poro gemino dehiscentes; Helmknopjes regtstandig, toebuigende, aan
den top met twee poriën openberstende. Bacca subrotunda; de Bes rondachtig.
Soortelijke kekmerkek. Caule fruticoso flexuoso scandente; met eene heesterachtige bogtige klim-
mende steng. Fo liis ovato-cordatis, superioribus latere anrieulatis; de Bladen eirond-hartvormig, de
bovenste met zijdelingsche oortjes. Corymbis snbopposilifoliis, met gewoonlijk tegenover het blad
gestelde Bloemtuiltjes.
D e Wortel is houtachtig/ de steng heesterachtig, klimmende en rolrondachtig. D e Maden over-
hoeks-geplaatst, de onderste g a a f en bijkans hartvormig, de bovenste aan de zijd en geoord,
alle onbehaard en donkergroen v a n kleurt D e bloemen vormen eene soort van bloemtuil
\co rym bu sj en z ijn tegen over de bladen o f aan den top d e r sten g gep la a tst. D e kelk a is
kort met 5 kleine tandjes voorzien, d e bloemkroon b radvormig en 5 -d e é lig , va n eene fraaije
roodachtig-paarsche k leu r; de slippen meest teruggeslagen met twee groenachtige kliertjes aan
derzelver voe t. D e v i j f meeldraden zijn rondom den stamper b ijn a geheel zamengegroeid c.
D e bes welke m en , om de aanhechting der za d e n te zien , onrijp en h a lf doorgesneden a f geheeld
zie t b ij d^ is o v a a l, en rijp zijn d e , v a n eene oranjeachtig-roode kleur. D e p la n t verheft zich
ter hoogte van eene o f anderhalve el.
G roeiplaatsen. Op vochtige en beschaduwde plaatsen.
Algemeen door het gansche land.
H uishoudelijk geebuik. De plant wordt tot het droogmaken van poelen en aanleggen van dijken
door Gleditsch bij gatteshoff aangehaald, aangeprezen, De bloemen verwen vleeschkleur en w it, Fl.
suec. Volgens Matthiolus gebruikt men in Toskanen het sap der bessen om vlekken en sproeten in
het aangezigt weg te nemen. Schapen en geiten zijn het eenigste v e e , dat de plant gebruikt. Pan.
suec. Brugmans houdt dezelve voor een onkruid op de weiden. In DuitscKland heeft dit hout den
naam van M u iten -h o u t, omdat de stengen versch zijnde, door hunne onaangename lucht dikwijls fatten
en muizen u it kelders en’ spijskamers verdrijven. Mattuschka. Zij verdient als tuinplant oni
hare fraaije bloemen aangekweekt te wo rden , maar te regt noemt het Beckmann onder de schadelijke
planten der heggen op.