
L Y C II N I S s y l v e s t r i s .
Roocle Koekkoeksbloem.
üoogduitsch. Rothe Lijchnis; Wieclerstoss.
Engekch. Red Campion.
Bloeit in M e i, Juni) en Julij ty.
O e c a n d r i a , p e n t a g y n i a ; Tienhelmigen, vijfstijligen.
N a tu url. R a n g van L in n . XXII. Caryophyllei, Anjelierbloemigen.
G e s l a c h t s K e n r a -e r k e n . Calyx i-pbyllus, oblongus, laevis, 5-dentatus; de kelk is i-bladig, langwer.
pig» glad , 5-tandig. Petala 5 unguiculata, limbo subbifido, fauce saepius coronata; vijf Bloembladen met
nageltjes, met meest tweespleligen boord, de keel doorgaans gekroond. Capsula i-5-locularis5 de zaaddoos
ii 5 - bokkig.
S o o r t e li j k e K e n m e r k e n . Dioica aut hermaphrodita, birsuta tweehuizig o f Iweekunnig, ruigbe-
haard. Caule geniculato, debili; de steng geknikt en zwak. Foliis o v a lis ; de Bladen eirond.
De ze soort is w eleer voor eene verscheidenheid gehouden van Lychnis dioica, (L . dioica a lba) van welke
echter onze-plant door verscheidene kenmerken en bepaaldelijk door hare roode bloemen duidelijk is
te onderschëideu. W i l ld e n o w ten minste verzekert o n s, d a t het onderscheid tusschen deze
beide soorten, ook bij d e voortplanting door z a a d , stan d v a stig blijft. D e geheele p la n t en voor«
a l de steng is ruig b eha a rd , de fr a a ije roode bloemen zijn gaffelsgewijs in eene pluim vereenigdf
de kelk a is b eh a a rd , / -b la d ig , met v i j f tand je s voorzien. D e bloem bestaat u it v i j f bloembla-
den c , wier boord tweespletig is en die va n onderen in een nageltje verlengd z i jn , terwijl er een
klein g e ta n d kroontje tusschen de boord en het nageltje gevonden wordt. D e bloemen zijn doorg
a a n s tweehuizig, te rw ijl in de mannelijke bloem een beginsel ^rudimentum) van een Stampertje,
in d e vrouwelijke bloem beginsels van meeldraden zig tb a a r zijn. Men ziet eene geopende mannelijke
bloem bij b ; de m eeldraden zijn korter d a n de bloembladen, op welker voet zij ingeplant zijn,
'Men ziet bij d de stamper met v i j f stijltjes voorzien, bij e de zaaddoos van den grooter geworden
kelk omgeven, bij f het z a a d een weinig vergroot. D e plant groeit ter hoogte van 4 tot 6 palmen.
G r o e ip l a a t s e n » Op schaduwachtige en eenigzins vochtige zandgronden.
'Algemeen door het gansche land. De afgebeelde plant is uit de omstreken van Haarlem.
H u i s h o u d e l i jk g e b r u ik . G u n n e r merkte in sommige strejcen van Noorwegen o p , dat het Rundvee
hierdoor aan het bloedpissen geraakte, maar doorgaans was het voor het vee onschadelijk. Het is ten
beste genomen eene nuttelooze plant in de graslanden en B r u g m a n s noemt het te regt op onder de onkruiden
dier landen; maar zij yerdient aangekweekt te worden als tu in -p la n t, om hare fraaije bloemen.