
Kruipende Ranonkel•
Hoogduitsch. Kriechender Ranuukel, kriechender-Wiesen Hahnefuss. ,
Engelsch. Creeping Crowfoot.
Nederduitsche bijnamen. Kruipende Hanevoet of Hanepoot. Gemeene Boterbloem» Kruipende
Boterbloem»
B lo e it in Mei, Jung en Juli) *
POLYANDRIA , PoLYGYNIA ; V eELHELMIGEN , VeELSTIJLIGEN.
N a t uur l « Rang volgens L i {ïn, XXVI: M u ltisiliqu a e, Veelhaauwigen. Ranunculaceae, Decandolle.
Geslachts Kenmerken. Çalyx S-pbyllus; de kelk 5-bladig. Petala 5 , intus basi squamula donata;
vqf bloembladen, van binnen aan den voet met een schubje voorzien. Capsulae ( semina) plures inucronatae,
compressée, laeves vel spinis tuberculisve instructae; vele gepunte zamengedrukte zaden, glad o f van doornen
o f knobbels voorzien.'
Soortelijke Kenmerken. Calycibus patulis ; met openstaanden kelk. Pedünculis sulcatis; de hloem-
steelen gesleufd. Sarmentis repentibus; kruipende ranken. Foliis decompositis; de bladen ongeirjkzamengesteld.
V an a lle de inlandsche Ranbnkelsoorten met gladde za d en , gele bloemen en diep ingesneden bladen
is deze met de gemeene Ranonkel w e l de algemeenste ; en beide soorten worden op de weilanden ,
onder den naam van Boterbloemen, door het gemeen met elkander v e rward. D e kruipende Ranonkel
is echter door hare , met kruipende u itlopers o f ranken voorziene s ten g , door minder hoo~
een g ro e i meerdere behaardheid, gesleufde bloemsteelen en g r o o te r e , ie ts vroeger bloedende
bloemen n ie t moeijelijk te onderscheiden. Men z i e t bij a den openstaanden en behaarden kelk,
met de 'meeldraden, welke echter n ie t op den kelk maar op den vruchtbodem zijn in g e p la n t; bij
b een bloemblad met het honigschulje aan dèszelfs v o e t , welk honigschubje in deze soort vrij
w a t g ro o te r is , dan in de gemeene Ranonkel; bij „c de v ru ch t, bestaande u it vele schijnbaar
n aakte zaden o f eigenlek, kernzaden o f graan vruchten (cariopsides), waarvan men e r een ver-
g ro o t z i e t afgebeeld bij d. D e p lant, g r o e it te r hoogte van- 2 o f 3 palmen.
Var. 0. p ro stra tu s, minor, caule omnino repente, foliis exiguis hirsutis, compositis ex 3 foliolis tnfidis
Ve^sch^p.^'oederliggende, k le in e r, met geheel kruipende s ten g , de bladen z e e r k le in , r u ig , u it 3
d rie sp le tig e o f ingesnedene blaadjes zamengesteld.
D e z e p la n t , welke ik n ie t dan twijfelachtig reken to t de Ranunculus prostratus van Poiret,
d a a r ik van dezelve n ie t dan een enkel exemplaar, u it de Hollandsche du in en , b e z i t , en welke
ik in navolging van Decandolle’s Flore Française. (n °. 464a, 0 .), voor eene verscheidenheid
van de kruipende Ranonkel houde, behoort w e llig t eene afzonderIgke so o rt u it te maken.
Groeiplaatsen. Op vochtige beschaduwde plaatsen en op de weilanden.
Zeer algemeen door het gansche land.
De verscheidenheid is door den Hoogl. Bergsma en mij, reeds eenen geruimen tijd geleden, gevonden
in de duinen tusscheh Haarlem en Zandpoort.
Huishoudelijk G ebruik. De plant schijnt hierin van alle de Ranonkel-soorten onderscheiden te zgn,
dat zii geheel geene scherpte h e e lt, onschadelijk voor het v e e , en zelfs een aangenaam voeder voor hetzelve
i s , terwql zn in 'tijd van 'nood door den menseh, gekookt, kan genuttigd worden, Mattuschka.
Brugmans had hiervan zelfs eene groote hoeveelheid gebruikt, zonder eenigen hinder te ondervinden. Lio
zrine diss: de p la n tis inutilibus e t venenatis. p. 4 7 , schoon hg ze onder de onkruiden der weiden opnoemt
zoo als ook Beckmann. Volgens den P an Suecus, zouden paarden en geiteq dit alleen gebruiten.
Door de voortloopende ranken, is het een waar onkruid op moeslanden en akkers.