
B I D E N S t r i pa r t i t a .
Driedeelig Tandzaad,
JToogduilsch. Dreijlheiliger Zweijzalm , Staubars , Wasserdurrwurz.
Engels ch. Trifid Bar Mary gold»
Nederduitsche bijnamen. Water Boelkenskruid.
Bloeit in Augustus en September 0 »
Syngenesia, aequalis j gelijk - Zaamhelmigen.
N a tu u rl. R a n g volgens L in n . XL IX. Composita e f Zaamgeslelden;
G e s l a c h t s K e n m e r k e n . Involucrum C^alyx ^communis) calyculatnm , foliolis exterioribus longiori-
bns patulis; het omwindsel met een omwindseltje, de buitenste blaadjes de langste en openstaande. Re-
ceptaculum planum paleaceum; de vruclitbodem vlak en stoppelig. Flores plerumque llosculosi, flosculis raro
radiatis, ligulis nunc femineis, nunc hermaphroditis; de bloempjes 2ijn meestal buisbloempjes, zelden gestraald
met dan eens vrouwelijke, dan eens tweekunnige lintbloempjes. Semina aristis 2 -5 pertistentibus
coronata; de zaden gekroond met 2 tot 5 blijvende naaldjes.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n . Floribus Roscnlosis bracteatis, bracteis floremajoribus; met buisbloempje
s , de schutblaadjes langer dan de bloem. Foliis tripartitis, laciniis lanceolatis dentatis; de bladen driedeelig,
met lancetvormige getande slippen.
B e steng i s reg tsta n d ig , rolrond , ge sleufd. B e bladen in drie o f soms in v i j f slippen verdeeld,
en boven a a n d e steng v a a k vindeelig-ingesneden, door welken vorm der b la d en , a ls ook door het
reg t opstaan d e r bloemen deze soort verschilt van het nederbuigend Tandzaad ('Bidens. cernua) op
n9. f84 van deze Flora afgebeeld. B e bloemen zijn omgeven va n 4 tot 6 ongeljkè schutblaadjes
die grooter zijn d a n de bloem en meestal g a a f en gewimperd. Men ziet deze sch utblaadjes bij a ,
het z a a d voorzien van twee naalden met weerhaakjes voorzien 9 afzonderlijk afgebeeld bij b. De
p la n t g ro eit tot 6 p almen hoog.
.V e r s c h e i d e n h e id . ft integrifolia, met g a v e bladen.
B e z e verscheidenheid is v e el kleiner 9 dan de gewone p la n t , met kleiner g a v e en zaagtandige blei*
d en , doch overigens geheel met het driedeelig Tandzaad overeenkomende.
G r o e i p l a a t s e n . Op vochtige beschaduwde plaatsen en aan den kant der sloten, algemeen door het
gansche land.
D e verscheidenheid door mij in 1827 gevonden te Vught bij ’s Hertogenbosch.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u ik . De Plant geeft eene hoog gele kleur, L in n . f l . Suec. Volgens Gun-
n e r wordt het door runderen noch schapen en nog minder door paarden. varkens en geiten begeerd;
maar volgens de proeven, in L in n . P a n . Suec. vermeld, zouden runderen en schapen het gebruiken. Het
is reeds bij de B id ,c e rn u a in onze Flora D .l l l . N°. 18'* opgegeven, dat de Plant nadeelig is voor visschen,
die het scherpgelande zaad ligt doorslikken; hierom de plant rondom vijvers uitteroeijen.