
A G R O S T I S vul garis.
Gemeen Struisgras,
Hoogduitscli. Haarformiger Windlialm.
'Engelsch, Fine Bept-grass.
Bloeit in Julij 7f,
T r i a n d r i a , d ig y n i a ; Driehelmigen, tweestijligem
N a tu u rl, B ang volgens L in n . IV. Gramina, Grassen.
G e s l a c h t s K e n m e r k e n . Calyx 2 - glumis, 1 - florus, compressus; de kelk 2 - bladjg, i-b lo em ig , za-
mengedrukt. Corolla 2» val v is , calyce minor m a j o r v e ..... valvula majori aristata vel mutica, plerumque de-
cidna; de Bloemkroon 2-kleppig, kleiner of grooter dan de kelk, liet grootste klepje genaaid o f ongenaaid,
meestal afvallend. Seinen liberum, rarius corollae adnatnm; liet zaad v r ij, zelden met de bloemkroon
zamengegroeid.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n . Faniculae ramis laeviusculis snb antliesi divaricatis ; met eenigzinsgladde
plnimtakken, de bloeijende takjes wijd uitgespreid. Ligula brevissima, truncataj het bindsel zeer kort, geknot.
Locustis subovalis, de bloempakjes eirond.
D it gras is reeds op het eerste gezigt ligtelgk van het y>itte Struisgras te onderscheiden, door eene kleiner
pluim en veel kleiner bloempakjes, door fijner bladen en minder hoogen wasdom , terwijl het zeer korte en
geknotte bindsel (ligula) een nog duidelijker ksnteeken ter zekere onderscheiding dezer beide soorten aan-
biedt» Men ziet het bloempakje bij a , de bloemkroon met ongelijke klepjes afzonderlijk a f geheeld bij b , beide
eenigzins vergroot, De plant groeit ter hoogte van 3 tot 4 palmen.
Ook deze plant vertoont twee zeer kennelijke verscheidenheden, als
V e r s c h e id e n h e id . Q met genaaide blosmen.
—— —— — — — y met plantdragende bloemen (floribus viviparis.). -
Ik moet echter hierbij opmerken, dat deze laatste verscheidenheid zoowel als de plantdragende verscheidenheid
van het w itte Struisgras bij naauwkeurige bezigtiging inderdaad geene jonge planten op hunne
bloemen dragen en d us, ofschoon zij doorgaans zoo genoemd worden» evenwel niet wezenlijk p lantd ra g en d
zijn. Oe kelk en bloemkroon worden bier alleen grooter dan gewoonlijk en nemen hierdoor den schijn eener
plantdragende bloem aan.
G r o e i p l a a t s e n . Vooral op eenigzins schrale en zandige gronden.
Algemeen door het gansche land.
D e e e r s t g e n o e m d e verscheidenheid is door den Heer d e B e i j e r bij Nijmegen en door mij op vele
plaatsen bij Groningen, Utrecht en in de Meijerij van den Bosch aangelroffen. De tw e e d e verscheidenheid
is door R a i n v i l l e in het Haagsche bosch, door mij op Muide rberg, de B ild bij Utrecht en te Hel-
sum en Jiheede in G e lde rlan d gevonden.
H u i s h o u d e lijk G e b r u ik . Het geeft een digt en lijn gras, dat het geheele land sterk bezet en alle
mos verhindert op te komen. Het wordt gaarne door het vee genuttigd, vooral door runderen. (M.at-
t u s c h k a , G n n n e r .) Het levert van dit geheele geslacht het voedzaamste gras, en ook goed hooi op.
( S o l e Mem. o f the B a th Soc. I X p , /3 s.) C u r t is houdt dit om zijne lijnheid én snellen groei voor het
beste gras voor de engelsche grasperken, en lanen , welke in dat Rijk met zooveel zorg behandeld w o rden|
zie zijne Obseryations on the B rü ish Grasses.