
A R N I C A tu onia n a.
Gewone Wulverlei.
Hoogduitsch. Wahres Wolverleij. Mutterwurz.
Engels ch. Mountain Arnica.
Nederduitsche Bijnamen• Wolverleij» Groot Luciaan-kruid, Valkruid, Wondkmid.
Gewoonlijk. A r n i c a , radix, flores.
Bbeit van Jung tot Augustus .
Syngenesia, superflua; overbodig Zaamhelnugen.
N a tu u rl. R ang volgens L in n . XLIX. Compositae, Zamengestelden.
G e s l a c h t s K e n m e r k e n . Involucri squamae duplicis ordihis, aequales; de schubben van bet om*
windsel zijn gelijk en in eene dubbelde rij geplaatst. Flores fadiati , ligulis femineis fUamentis 5 stériljbus
donatis; de Bloemen gestraald, de vrouwelijke lintbloempjes van 5 onvruchtbare helmdraden voorzien. 6e-
mina omnia pappo coronata ; alle de zaden met een zaadpluis gekroond. Receptaculum nudum; de vrucht^
bodem naakt.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n Foliis ovatis integerrimis, caulinis geminis oppositis; met eironde en
gaafrandige bladen, de stengbladen tegenovergesteld en gepaard.
D e steng is b eh a a rd , d ikw ijls , a ls in d e nevensgaande afb e eld ing , onverdeeld, somwijlen g e ta k t,
dragende eene o f weinige zeer groote f r a a i - gele bloemen, De o va a l •langw erpige wörtelbladen
zijn v la k op den grond idtgéspreid, de stengbladen tegenovergestelde 2 o f 4 in getal. D e rand-
o f Unt-bloempjes a z jn vrouwelijk met v i j f onvruchtbare helmdraden; d e schijf- o f buis-bjoempjes
b zijn tweekunnig. Men zie t b ij c den vruchtbodem, die zeer weinig behaard is, De p la n t groeit
te r hoogte va n 9 tot 4 palmen.
G r o e i .p l a a t s e n . Op .veenachtige heidegronden*
Déze plant die in de gansche westelijke zijde van ons vaderland tot dusverre niet is opgètnerkï, 'wordt
aan de Oogtelijkê zijde onzer Noordelijke Gewesten niet zeldzaam gevonden, als zijnde door de G o r t e r bij
!H a rd e rw ijk ; bij Uilenpas en op Z u id e rd s , bij Selhem en elders in het kwartier Zutphen gezien j ook
bij den Harendermölèn buiten Groningen (waar dezelve nog algemeen i s ) ; door M e e s e omtrent Bergurn,
Oude g a , A ugustinisga en Heerenveen in Frie slan d> door den Hoógl. R e i n w a r d t zeer gemeen bij fo *
chem en Zu tph en ; bij Nijmegen door den Heer d e B e i j e r j bij P e iz e , J>!oor d l a r en , Boderw o ld e,
Helpen en de Mickeïhorst bij Groningen door den Heer W e s t e r h o .ff gevon d en , door mij zelven eindelijk
in Drenthe te Z u id la ren y bij P a te rw o ld e , Eelderwolde en andere veenachtige heidevelden in de nabuurschap
van Groningen, vanwaar de afgebeelde plant herkomstig is,
K r a c h t e n G e n e e s k u n d i g g e b r u ik . Zij heeft eenen prikkelenden, eenigzins scherpen en bitteren
smaak en bezit prikkelende oplossende en rottingweerende krachten. Men gebruikt zeer dikwijls de bloemen,
«en sterke en ligt vervliegende prikkel, en de wor tel, wiens prikkelend vermogen minder sterk maar
duurzamer is , in tusschenpoozende .koortsen, rot- en zenuwkoortsen, , in verlammingen en andere ziekten,
Vooral van zenuwachtigen en rhumalischen aard.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u ik . De bloem buigt zich naai? den loop der zo n , gedurende den geheelen dag,
D e bladen gedroogd en tot snuif gemaakt zijnde, doen niezen. De boeren in Smöland rooken de bladen
nis tabak. Door Runderen wordt de plant niet aangeraakt, maar is voor geiten zeer aangenaam. L in n ,
f i . suec. De plant uitwendig op de lendenen aangelegd is een heilzaam geneesmiddel tegen bet bloedpissen
(G a t t e n l i o f l ) ; op hooge graslanden is dit een onkruid, (B r u em a n s j ,