
EPILOBIUM roseum
rozenroode Basterdwederik.
Engelsch. Pa le smoot-leaved W illow -he rb .
B lo e it in J ulij, Augustus e t September 2)..
O ctandria monogynia; A chthelmigen, eenstijligen.
JSatuurl. R a n g . volgens Linn. X V II: Calycanthemae, Vrucbtbloemigen. Onagrariae, Decandolle.
G eslachts kenmerken. Galyx tubulosus, 4-hdus 3 de kelk buisvormig, 4 -sp letig* Petala 4> calyci in-
serta; v ier bloembladen op den kelk ingeplant. Capsula oblonga, inféra; de zaaddoos langwerpig, onder
de bloem. Semina comosa; de zaden gekuifd. — Flores ru b elli; de bloemen roodacbtig.
S oortelijke kenmerken. F o liis ternis oppositis aut a lté r a is, glabris, ovato-acuminatis, remote denticu-
lato-serratis, nervis subhirsutis; met de bladen drievoudig, tegenovergesteld o f overhoeksch, onbehaard,
eirond-gespitst, wijd fîjntandig-gezaagd, met een we in ig ruige nerven. Caule erecto simplici; de steng
regtstandig eenvoudig. Stigmate indiviso; de stempel onverdeeld.
D e rozenroode Baster dwederik heeft ve el overeenkomst met de berg Basterdwederik (Epilobium
montanum) in deze Flora a f geheeld n° 338, doch verschilt van dezelve ten duidelijkste door
den knodsvormigen stempel, welke in de berg Basterdwederik 4 -de elig is. D e steng is in
onze soort rondachtig, de bladen v rij breed eirond en in eene spits uitloopende. Decandolle
noemt, in zijn e Flore Française n° 36^ i , de bladen stengomvattend, hetgeen echter gewoonlijk niet
het g e v a l is. Doorgaans z ijn alleen de bladsteelen neerlopende langs de steng. D e bloemen
sta a n eenzaam in de oksels vooral der bovenste bladen en gelijken v e el op d ie va n de berg
Basterdwederik. Men zie t bij a een der uitgerande bloembladen, b ij b het vruchtbeginsel met
den knodsvormigen stempel boven op, n a het wegnemen van de overige deelen der bloem. Bij
c de zaaddoos, die met vier kleppen rondom een p ïla a rtje (columella.) e openspringt en de gekuifde
za d en vertoont, waarvan er een b ij d eenigzins vergroot is a f geheeld. D e p la n t groeit
ter hoogte va n 3 tot 5 palmen , maar wordt in vruchtbare moeshoven d ikwijls nog ve el grooter
en is a ls dan aan den voet ook va n vele zijtakken voorzien (*).
Groeiplaatsen. In vruchtbare gemengde gronden.
Dezelve is gevonden bij L ey d en door den Heer cl. mulder; bij D e lf t door den Heer van stuk Vermeulen;
bij ’s Gravènhage door den Heer vrijdag zijnen en eindelijk door mij zelven bij Groningen in
moeshoven enz. vanwaar de afgebeelde plan t herkomstig is.
H uishoudelijk gedruik. Zal vrij waarschijnlijk gelijk zijn aan dat van Epilobium montanum, volgens
onze Flora hierboven reeds vermeld.
(*) De plant was nog niet door willdenow vermeld, waarom haar Hoogdaitsche naam alhier nog niet is opgenomen;
-doch smith zegt in the English Flora, dat het zeker eene eigene species is, wijl zij zich te sterk door zaad vermenigvuldigt,
om een bastaard te kunnen wezen. K.