
A L I S M A ri a ta ri s.'
> D r ÿ vende W a te r weegbree»
Hoogduitsch. Schwimmender Froschlöffel.
Engelsch• Floating water Plantain.
B lo e it. van het la a tst van Mei to t in Augustus.
Hexandria , Polygynia; Z eshelmigbn , V eelstijligen.
N a tu u rl. R ang volgens Lin n . V . T r ip e ta lo id ea e , Driebloembladigen. A lism a c e a e , Decandollï,
G eslachts Kenmerken. Perigonium 6-partitum, laciniis 3 exterioribus persistentibus calycinis, 3 infe-
rioribus . coloratis petaloideis ; bet Bloemdek 6-d e e lig , de drie buitenste blijvende slippen kelkachtig (kelkbladen),
de drie binnenste gekleurd en bloembladachtig (bloembladen). Ovaria 6-25; zes tot vijf en twintig
Vruchtbeginsels. Gapsulae distinctae, saepius i-spermae , caducae, non dehiscentes; de Zaaddoozen gescheiden,
meestal i-zad ig , afvallende, niet openberstende.
Soortelïjke Kenmerken. • Foliis ellipticis obtusis; de bladen ovaal en stomp. Pedunculis solitariis; de
bloemsteelen eenzaam. Gapsulis striatis; de Zaaddoozen gestreept»
J)e w o rte l is v e ze lig , de steng ongelijk van len g te , naar mate van de d iep te van het water% waarin
de p la n t g ro e it. D e onderste bladen zijn , als z ij onder w a te r g ro e ijen , vrij-lang en g eh ee l lijnvormig,
de bovenste, die op h et w a te r d rijv en , ovaal en stomp. Op gelijke w ijz e , als men dit
ook bij Sagittaria sagittifolia, (z ie mijne Flo ra B e lg ii Septentrionalis I , a p. 6 j 8 ,) waarneemt,
z i e t men in de drijvende Waterweegbree, ofschoon nie t zoo duidelijk, als in de genoemde so o rt, hoe
de b laden , naar mate zij d ig te r bij de oppervlakte des w a te rs groeijen, zich meer en meer ver*
b re e d en , van lijnvormig, d ig t bij de o p p e r v la k te s p a te lv o rm ig , en eindelijk op, h e t w a te r zelve
drijv en de, g eh ee l en a l ovaal w o rd en , met d u id e ijk gescheiden bladste el en boord (limbus).
Wanneer de p la n t op in den zomer drooggeworden moerasgrond, en dus n ie t meer in het water
zelve voorkomt, vertoont zij körtgesteelde hartvormig-ovale , stompe ■doch nu en dan ooft spilse
bladen , gelijk ik zoodanige p lan tje s in Aug. i8ay , te Falk ehsw a a rd , nabij Eindhoven, heb aan-
getroffen. D e bloemen zijn w i t , bloeijen één voor één , verwelken sn e lj doch worden ook spoedig
weder door anderen vervangen.
Men z i e t bij a één der drie bloembladen , van binnen g e z ie n ; bij b , den driedeeligen k e lk , met
de zes meeldraden; bij c , de talrijke stam p e rtje s, in natuurlijke gro o tte ; bij d , eindelijk eene
d e r o va le , ie ts zamengedrukte en g e stre e p te zaaddoozen, kort voor hare volledige rijpheid t eenig*.
z in s ve rgroot afgebeeld.
Groeiplaatsen. In slooten en ondiepe waleren in veenachtige streken.
Zij is het eerst als inlandsch opgegeven in het Spicilegiura van van Geuns. Eiirhart vond haar bij
D e ld en en^ Hen g elo ; van Geuns bij Leuvehum; de Hoogl. Reinw a rd t , bij Lochern, op het Amfensche
Veld en bij H a rd erw ijk ; de weleerw. Heer W. J. Koppius , tusschen B lij ham en Wedde in Westwoldin-
g e rla n d , de Heer L. Marchand, in de veeneu bij de Meeren , nabij U tre ch t; de Heer F. A. W . MiQUfiii»
Med. Stud. te Groningen, te Óotmarsum in Overijssel en tusschen Assen en F r ie s ; ik ze lf eindelijk heb
baar aangetroffen te F a lk ens w aard bij Eindhoven , bloeijende in de maand Augustus, en te Eelderwoldt
nabij Groningen, bloeijende op het laatst van Mei en in Jung. De afgebeelde plant is van de laatst-
genoemde plaats.
Huishoudelijk Gebruik. Zijj wordt door Paarden en Geiten gegeten* Linnasus P a n Sueo. -