
Men tie t dit bevallig p la n tje , hetwelk meestal in uitgedroogde waterplassen enx. voorkomt, op pl. 475
t y A. a f geheeld. 'Het schijnt bij het afloopen des waters u it de var. <*• heterophyllüs te ontstaan, wanneer
bij gebrek aan vocht, de bovenste breedere en meer gave bladen zich niet wel kunnen ontwikkelen. Vandaar
dat de plant laag bij den grond en kruipende blijft én dat de bloemen gewoonlijk iets'kleiner z ijn , dan
in de straks gemelde verscheidenheid. Men zie t den overgang tusschen beiden nog eenigzins aangewezen
in een der bovenste, minder dan de overige verdeelde, bladen. Zij verheft zich zelden hooger dan ééne palm.
G r o e ip l a a t s e n . Op half droogen grond, in drooggelopene slooten, vooral in veenstreken.
Zij is door mij veel gevonden in de omstreken van Utrecht, Vianen en het nabijgelegen dorpje Heikop; ook
*eer veel rondom Groningen , bij Haren, Paterwolde, enz. Zij zal Avaarschijnlijk overal, waar de var. hetero-
phyllus groeit, gevonden worden, wanneer de. plaatselijke gesteldheid het ontstaan dezer zodevormende verscheidenheid
gunstig is.
Var. stagnatilis , foliis sessilibus , omnibus immersis capillaceo-multifidis, circinatis, laciniis abbreviatis,
vaginis obsolete auriculatis, carpellisque acutiusculis glabriusculis; moerassig, met de bladen ongesteeld,
allen ondergedoken, haarvormig-veelspletig, als gekruld, met korte slippen, de bladscheeden flaauw-geöord,
de vruchtjes spitsachtig genoegzaam onbehaard.
Deze minder' algemeene verscheidenheid heeft de meeste overeenkomst met' de var. Q capillaceus; doch
verschilt van deze door de kleinere, meer korte en meer gedrongens bladen, welke eeiien ronden omtrek
vertoonen •en genoegzaam ongesteeld zijn.
G r o e ip l a a t s e n . In stilstaande, eenigzins modderige; wateren.
Zij is door mij nabij Utrecht gevonden.
Var. £. peucedanifolius, foliis petiolatis, omnibus immersis , in lacinias longas parallelas dissectis; lang-
bladig, met de bladen gesteeld, alle ondergedoken, in lange en evenwijdige-slippen verdeeld.
Jk heb gemeend ook deze verscheidenheid , wegens hare geheel afwijkende gedaante, te moeten afbeelden.
Men zie t eenen tak derzelve met bladen in omtrek geteekend op pl. 475 bij B . Velen hebben haar als
eene eigene soort beschreven; doch het komt m ij, in'navolging van D e c a n d o l l e en andere voorname
schrijvers beter voor, haar slechts als eene verscheidenheid fe beschouwen. De lang-uitgerekte gedaante
' toch der bladslippen za l aan het stroomend w a te r, waarin z i j steeds gevonden w o rd t, moeten toegeschreven
worden en ik heb meermalen, in-minder snel stroomend w a te r, 'vormen gevonden, welke mij den
overgang tot de andere verscheidenheden der water Ranonkel ten duidelijkste leerden kennen.
G r o e ip l a a t s e n . In stroomend water.
Zij is door d e G o r t e r gevonden op verscheidene plaatsen in den IJssel, en overvloedig in het Spaarne bij
i e t huis te Heemstede; door den Hoogl. R e in w a r d t bij Z e y st; door mij zelven op verscheidene plaatsen in
den krommen Rijn, tusschen Utrecht en Wijk hy Duurstede. .
H u i s h o u d e l i jk G e b r u ik . De plant'is even scherp, als de meeste onzer ranonkelsoorten en veroor-
%aakt blaren, op de huid gelegd zijnde ; wordt door geen v ee, zelfs niet door geiten aangeraakt, (L i n n æ u s ,
G u n n e r .) Ik moet hierbij evenwel opmerken, d a t, volgens de waarnemingen van N e s t l e r , vermeld in d«
Flore Française .van D e c a n d o l l e No. 4635, de landlieden in de omstreken van Straatsburg, deze plant uit
het water zouden verzamelen, laten droogen en tot voeder voor de koeijen bezigen > verzekerende, dat öe
koeijeu hierdoor meer melk en boter van eene betere hoedanigheid geven.