
P E D I C Ü i A R I S palustris.
Moeras Kartelblad.
Hoogduittch. Sumpf-Lausekraut, Sumpf-Rodel.
Engelsck. Marsh Lousewort.
Nederduitsehe Bijnamen. L u is -k r u id ,d eG o r t e r . Fistelkruid. Honger.
Bloeit in Mei, Junij en Juli) ty.
D id y n a m ia , a n g io s p e r m i a ; Tweemagtigen , bedektxadigen.
Natuurl. Rang volgens L in n . XL. Personatae, Grijnsbloemigen. Rhinanthaceae , D e o a t id o l l e .
G e s l a c h t e K e n m e r k e n . Calyx yentricosus, 5-fidus; de kelk buikig, 5-spletig. Cprolla tubulosa riu-
gens , labio superiore compresso galeato , saepius emarginato, inferiore plano patulo 3-lobo ; de bloemkroon
bnkachtig, kaakvormig, de bovenlip zamengedrukt gehelmd, meestal uitgerand, de onderlip v lak, openstaande
en 3-lobbig. Capsuia ‘compressa mueronata, saepe óbïiqüa et calyce lo n g io r d e zaaddoos zamengedrukt, gepunt,
dikwerf schuins en langer dan de kelk.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n . Caule ramoso; met getakte steng. Foliis pinnatis, pinnis lanccolatis pin-
natifido-dentatis; de bladen gevind, met lancetvormige vindeelig-getande vinnen. Calycibus ovatis, inflatie
2-partitis cristatis; de kelk eirond, opgeblazen, 2-deelig en kamvormig. Corollae galea obtüsa fruncata; de
bovenlip der bloemkroon stomp, geknot;
De steng is regtstandig, onbehaard en getakt. De bladen zijn g ev ind, ,met stompe lancetvormige sterk
gekartelde vinnen. D it kartelige der bladen, hetwelk aan het geslacht eigen i s , heeft aanleiding gegeven
tot den Nederlflhdschen naam Kartël-blad, terwijl de p la n t, a h schadelijk in de weiden, door de
landlieden in de vijf Heeren landen H o n g e r wordt geheten. De purperkleurige fraatje bloemen zijn bijkans
ongesteeld in de oksels der bladen g ep la a tst; de bovenste bloemen zijn in eene met bidden bedekte
aar vereenigd. De kelk, welke men met de bloemkroon bij a van ter zijde z i e t , is opgeblazen , paarsch-
a ch tig , en schijnt in zijne twee kamvormige slippen de bloemkroon als met twee lippen te omvatten. Men
ziet deze beide deelen van onderen bij b , waardoor de drie lobben van de onderlip der bloemkroon zigtbaar
worden. De bovenlip is stomp, afgeknot en draagt twee kleine tandjes even onder den top. De beidt
langere meeldraden , waarvan men er een ziet a f geheeld bij c , hebben behaarde, de kortere, d , onbehaarde
helmdraden. Men ziet eindelijk bij e het vruchtbeginsel met eene soort van honig-kroon aan den
voet. De p lant groeit ter hoogte van 3 tot 5 palmen.
G r o e ip l a a t s e n . In vochtige , vooral veenachtige weilandën.
Zn is door d e G o r t e r gevonden op de stadsweide bij Harderwijk; door den Hoogl. R e in w a r d t bij
Dochem en Waverveen ; door den Heer d e B e ij e r bij Nijmegen ; 'dotfr den Heer Vrij d a g Z ij n eh bij Maassluis;
door den Heer B e r g s ma bij Montfoort en Westbroek bij Utrecht; door den Heer v a n d en E n d e bij
Haarlem ; door den Heer S c h u i l bij Dordrecht; door den Heer K u ijp e r v a n W a s c h p e n n n in g bij Breda;
Zij is in de Initia Florae Groninganae, p. 4 5 , opgegeven als groeijehde in het Onland en aan de Punt nab^
Groningen en in de Scharmer en Harkstede in dezelfde Provincie. Zij is eindelijk door mij gevonden te Rheedt
boven Armhem, bij Utrecht, Vianen en Heikop , te Groningen en in den ómtrek‘: bij Helpèn , het Onland, Pd-
terwolde, enz.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u ik . Het is zeer nadeelig voor het vee, en zal buiten schapen en geiten niet lig*
door eenig ander v e e , dan hetgeen uitgehongerd i s , worden aangeraakt. G u n n e r had in Noorwegen op een
land waar deze plant veel groeide, bestendig waargenomen, dat runderen, die hierop voor het eerst gebragt
werden, dunnen afgang, en schapen waterzucht kregen , maar die aan het land gewoon waren, hadden hiervan
geen letsel. De plant is dus schadelijk op de graslanden, en is een zeker kenteeken van reen- of
moerasgrond.