
ïtermoes Paardestaart.
Hoogduit tch. Sumpf Schach tel halm.
Engelseh. Marsh Horsetail.
Nederduitsche Bijnamen. Klein Water-Paardestaart en door de Groningers houtptjpen geheten, volgens
de G o r t e r . — Hermoes o f kwade aard in Holland, kwade aard ook in de omstreken van
Sneek geheten en Lid-ruske, (dat i s , geleedde Bies) , in sommige deelen van de Provincie Groningen
genoemd, v. H.
Draagt vrucht in Juni) en Julij lf.
C r y p t o g a m ia , E q u i s e t a c e a e ; Bedekthloeij enden, Paardest aar tachtigen,
Nalunrl. Bang volgens L in n . LV. Filices, Varens. Equisetaceae, D e c a n d o l l e .
G e s la c h t s K e nm e r k e n (volgens S p r e n g e l S y st. veg. IV. p. 4.) Receptacula peltata, verticillato-spi-
c a ta , sporangia subfus gerunt longïtudinaliter dehiscentia; de schiïdvormige vruchtbodems zijn gekranst in
aren vereenigd en dragen aan de onderzijde zakvruchten, welke overlangs openbersten. Germina subglobosa
filis quaternls clavatis elasticis pulvere conspersis; bijkans kogelronde kiemen, omgeven van 4 knodsvormige,
veerkrachtige, met poeder bedekte draden.
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n (volgens Sm i th ). Caulibus fructificantibus angulatis ramosis , ramis simplicibus
erectis scabriüsculis ,* met de vruchtdragende stengen kantig en getakt, de takken onverdeeld opgerigt en
eenigzins ruw.
I k Heb bij del'e beschrijving de soortelijke kenmerken, ons door S p r e i r g e l in tijn Systema Veget. IV ,
61. IQ medegedeeld, niet kunnen volgen, w ijl deze kenmerken niet met de natuur overeenkomen. Zoo zegt
* f onder anderen, dat de takken van Eq. palustre aan hunnen top aren dragen , hetgene bij ons niet
dan in de Verscheidenheid p plaats heeft.
De wortel strekt zich zeer verre onder den grond u it en koomt in gedaante nagenoeg met de steng overeen
lehalve dat het deel onder den grond kransvormende wortelvezels, even als het deel boven den'grond
kransvormende takken uitschiet. De steng is gegroefd, k a n tig , g e ta k t, met onverdeelde, een weinig ruwe
takken; doch vooral kennelijk aan hare inwendige vorming, waar de steng bestaat uit negen buisjes,
één in het midden en acht in den omtrek rondom het middelste buisje g ep la a tst, gelijk men dit in eene
eenigzins vergroote dwarsche doorsnede van dezelve Bij b ziet. De tanden der scheede, waarvan men er
een bij a z i e t , omvatten de steng en zijn zeer donkergroen o f bruin van kleur , met eenen witten als
verdroogden rand. De aar is Bijna zwart van kleur, eindelingsch, alleenstaande. De steng groeit ter
hoogte van 2 o f 3 palmen.
Var. p poiystachion, R a y , ramis' apice spiciferls.
Verseh. p Veelarig, met aan den top aar dragende takken.
G r o e ip l a a t s e n . Op vochtige moerassige gronden; doch niet bij zout water.
Algemeen door hefgitnsche land1.
D e verscheidenheid is door M e e s e gevonden tusschen Oude-Horne en Ou de-Eerkoop in Friesland; door mij bij
Utrecht, Vronen eit op vele andere plaatsen in enkele exemplaren tusschen de gewone soort.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u ik . Wij hebben bij de beschrijving van het Eq. pratense in onze Flora No. 400
reeds het Eq. palustre als het schadelijkste van dit geheele geslacht, vooral voor runderen, opgegeven en doen
kennen, waarnaar mij dus verwijzen. Ook wil men, dat het blaauw worden van de melk hieruit voorkomt*
De plant ontstaat veel op verwaarloosde graslanden, waar men niet genoeg op afwatering was bedacht, of die
met behoorlijk toegemaakt o f bemest werden. Door deze oorzaken weg te nemen , zal men vooral dit groote
kwaad, dat tienduizende bundertallen in ons vaderland bederft, overwinnen. Velen hebben nut getrokken van
eene sterke bemesting met varkensmest of gier. Kan dit alles nog niet baten, zoo zal men eenige jaren
den grond moeten bebouwen, vooral met wortelgewassen, om te beproeven dit diepwortelend kwaad te beter
te verdelgen.