
R U B U s c se fiuS .
lUctauwe Braambes.
Hoogd. Kriechende Himbeere,
En g el sch. Dew Berry
Nede rd. Bijna am. Blaauwe Brummels»
Bloeit in Zomer- en Hooimaand\ fj.
I C O SANDRI A , P O L Y GY N I A J T W I N T I G M A N NI G E N , V E EL W IJ V I G EN.
N a tu u r l. Rang , volgens l i n n . xxxv. Senticofe, Stekeligen.
G e s l a c ht s K e nm e r k e n . Calyx 5-fidus, 5-fpletige Kelk. Petala 5, v i j f Bloem»
bladen. Bacca cotnpofita acinis monofpermis. B e z ie , zaamgefield uit éénzadige D ru if je s•
S o o r t e l i j k e K e n m e r k e n . Foiiis ternatis, iubnudis: Iateralibus bilobis; met drievoudige
, bijna naakte B la d en , zijnde de Zijbladen tweelobbig. Caule aculeato, teretï;
jleke ligen, ronden Steng.
D e K e lk van buiten zachtharig a , van binnen gezien b. E en Kelk met Meeldraden
en Stampers c ; buigende dezelve zich om, wanneer de Bloem is uitgebloeid. Ben
Bloemblad afgezonderlijk d. D e v ru ch t met zijnen fra a i jen d auw , als die van
eene blaauwe p r u im , aan de P la n t aangewezen bij e. bij f. afgebeeld, hoedanig
elk Z a a d je aan het algemeene zu iltje o f v ruchtbed is vastgehecht.
D e S ten g , en inzonderheid de Bloemjlelen, zijn met een w it achtig groenen dauw
gedekt. D e Bloemjlelen hebben eenige kleine J lekeltje s, en zijn ook harig. De
. Bladen zijn van onderen h a r ig , maar niet g r ijsa ch t ig , gelijk de framb o o s; de
twee Zijbladen zijn va stzitten de , en tegen over elkanderen. D e v ruch t is kleiner,
ma a r elk Z a a d je groot e r dan aan de f t ruik B ra am b e z ie , R. frutieofus, welke
ook zw a r te vruchten he eft.
uian den voet van eiken B ludftee l, z ie t men twee kleine elsvormige, en als v e r droogde
Stoppelblaadjes; en aan den voet der Bloemjlelen elsvormige d r e - o f
v e e l fpletige Schutblaadjes. V a n de Bladen zijn de Zijblaadjes niet a lt ijd tweelobbig
, m a a r ze e r dikwijls effènrandig• ( F avro d de F e l l e n s).
G r o e i p l a a t s e n . In Bosfchen en aan Heggen.
In Gelderland f ; in U tr e ch t \ en elders.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u i k . . De vrucht versch geplakt zijnde, heefc een aangenaam
zacht zuur, en is zeer fmakelijk, waarom dezelve veel opgezameld wordt door behoeftige lieden,
en verkocht. — In rooden wijn gedaan, geeft dezelve daaraan een aan ge nam en fmaak ( linneui
en anderen). _ Het is in heggen, om akkers en in hoven een lastig onkruid, door deszelfs
voortkruipenden wortel. Runderen, Schapen en Geilen eten de Plant, maar dezelve wordt door
Paarden geweigerd. P a n . Suecus,