
L E O N T O D O N hirtum, Linnel
Ruwe -> Paarde - Bloem.
HoogduUsch. Ausdaurende Thrincia.
Enge Is ch. Deficiënt Dan de l io n.
B lo e it in Hooi- en Oogstmaand ,
— — »i » .
Sy nge n e s i a , Po l y g ami a x q u a 1 i s; Zame n t e l e n d e o , g e l i j k e V e e l w ij v e r i j .
Natuurl. Rang, volgens Li nn. xlix. Compofitae, Zamengef telden.
G e s l a c h t s Ke nme rken. Receptaculum nudum; naakt Ontvangeed, Caiyx lmbricatus, fquamif
laxiufcuHs; K e lk , beftacnde uit eenigszins wijde y over elkander liggende Schubjes, Pappus plumofus ,
gepluimd Zaadpluis.
! - S oor t e l i jk e Ke nme rk en. Volgent Roth Fl. germ.') Calyce laevi; met een vlakken Kelk• Folli*
finuato - dentatis, fcabris; bochtig - getande, fcherp-hanige Bladen, Seminibus rugofis; radii Calyculo pro-,
prio multidentato, disci pappo plumofo coronacis; ruige Z a d en , zijnde die van den rand met een veeltandig 9
eigen Kelkjes die van den S ch i j f met een gepluimd Zaadpluis gekroond.
Een afzonderlijk Bloempje, vergroot b j a. Het Zaad van den rand zonder Zaadpluis b, vergroot c.
zijnde het Zaad zelve eenigszins gekromd. Een Zaad van den Schijf van het Vruchtbedy met een
gepluimd pluis gekroond d. Volgens Roth zijn van deze laatsfgemelde Zaden die geneny welke
digt bij den rand flaany vast zittende en die op het midden van den Schijf ftaan , van een /lammetje
voorzien. Bij e een gedeelte van een Blad vergroot, met de gevorkte fcherpe h airtjes ,
waarmede de Bladen bezet zijns hierom kunnen wij niety volgens Wi l ldenow, deze h air fe s
enkelvoudig noemen, — D e Keik is aan den voet met fchubjes b e z e t z i e f. D e Bladen hebbers
aan deze afbeelding, welke naar eene Plant van de Duin gronden genomen /f, v r i j groote inham-
men , welke in vruchtbaarder gronden zoo fterk niet zijn.
Deze Plant heeft bijzonder gedeeld in het ongeluk der Naam$verwisfclingy welke de Kruidkundige
Wetenfchap zoo zeer bezwaart. — Het Ontvangbed is niet naakt y maar celachtig:uit dezen hoofde ert
om het opgegeven verfchil in de gedaante der Bladeny is dezelve gebragt door Wi l ldenow w P e r f o o a
tot het geflacht Thrincia; door J. E. S m i t h tot dat van Hedypnois; door Hof fman/wS chkuhr
tot dat van Apa^gia; door Roth tot dat van Colobium in zijne Obfervationes Botanica», /« Romer
Archiv. fur die Botanik, ifter Band, pag. 37. hebbende Roth te voren in zijne Flora Germ. den
gejlacht-naam Leontodon voor onze Plant behoudens terwijl nog Hal l er de Plant brengt onder
het geflacht Rhagadiolus; en La Marcq dezelve noemt Hyuferis taraxacoides. Ten einde omtrent
den naam dezer Plant de minste twijfel te doen ontftaan, heb ik met Cur t is Fl. Lond.
9 den ouden naam van L inneus behouden, en in de foorte/ijke kenmerken, volgens Roth Fl.
; Germ. het bijzondere der Zaden opgegeven.
jdan verfcheide Planten zijn de hairtjes enkelvoudig , tutfchen de gevorkte hairtjes , welke de
* Bladen bedokken, bevonden door den Vertaler dezer F lo ra , den Heer Fav rodde bel l ens.
Gr o e i p l a a t f e n . Op Zandachtige Gronden. „
Op de hoogliggende Duinen onder de Vogelenzang en Zandvoort, buiten Haarlem f» En volgens :Van
Geuns langs de Wegen en op de Graslanden aan den Zeekant bij Harderwijk•
Hu i s ho ud e l i j k Ge b r u i k . Is hiervan nog onbekend. ■ ■ ■, 4