
T R I F O L I U M procii ïiiberïSi
Nederliggende Klaver.
Hoogd. Liegender Klee.
Engelsch. Hop Trefoil.
.B lo e i t in Zomer- to t Oogstmaand, 0 .
D ia d e lp h ia , D e can d r ia ; T w e e b ro e d e r lijk en , Tienraannigeii.
Natuurl. Rang volgens Linn. X X I 1 ^ Papilionaceae» Vlinderbloemigen.
G e slach ts Kenmerken. ( Volgens P e r soon s. pl.~) . Flores subcapitati, de Bloemen, bijna
bloemhoofdig. Legumen calyce tectum, 2 s. 4-spermum. JDe P e u l door den .Kelk gedekt., .2 o f é zadig. ,
Soort. Kenmerken, Spicis ovatis, imbricatis; met eironde, geschubde -Aren. Vexillis deflexis;
persistentibns; neergebogene, blijvende Vlagjes. Foliolis obovalis , petiolatis, emai'ginalis; eirondachtige.,
jgesteeldë, uiigerande Blaadjes. Slipulis semi-ovatis , h a l f eironde Stoppels. Caule ramiscjue prociunbentibus,
nederliggende Steng eh Takken.
E en Bloempje afzonderlijk, veel vergroot a. B e Kelk b. l i e t verdorde overgebleven Vlagje c. Heb
Zaaddoos j é o f Peultje d. H e t Z a a d e. ( alles vergroot )
X>e nederliggende Steng is hier en daar eenigzins geknikt. V a n de Blaadjes is het middelste
iets korter gesteeld , dan de beide andere: zij zijn aan de .bovenste heiß met Zaagtandjes.
B e Stopjpelblaadjes puntig, gewenkbraauwd, zie f. f De Bloemstelen komen woerkeèrig uit dé
Oksels. Be Bloèmhoofdjes veelbloemig. H e t Vlagje groot, breed, met bleek gele Streepjes
g ead e rd , bijna doorschijnende Groeit ter lengte van ongeveer 4 palmen.
Beze soort, het eerst door St. J. v. Geuns als Inïandsch opgegeven, en te voren waarschijnlijk
niet onderscheiden, van Trif. agrarium, waarnaar zij. veel zweemt , verschilt daarvan door.
meer slappe en nederliggende Stengen, kleiner en tengerder Bladstelen, en rondachtigé
,B laadjes, breedere Stoppels en veel kleinder Bloemhoofdjes.
'Heeft onze soort veel. overeenkomst met de Tr. agrarium; nog grootér is deze overeenkomst met dé
Tr, filiforme, als Inïandsch door St. J, v.- Geuns opgegeven in zijn Spie. Pi. Jnd. p. 3j .
Onze soort verschilt van de laatste ; / dat hare Stengen meer nederliggende en meer getakt
z i jn ; 2 hare Bladstelen 2 o f 3 maal. langer; 3 de Blaadjes eer eirond dan hartvormig; 4 d é
'Stoppels grooter; 3 de Bloemstelen dikker en zwaarder; 6 de Peulen 2 o f 3 maal grooter ,
meer zaagtandig en meer geschubd; y de Bloemen ook 2 o f 3 maal grooter, veel langer
gesteeld ', veel talrijker zijn aan ieder jiirt je o f Bloemhoofd. — , B a ar echter deze verschillendé
kenteekenen meer bestaan in de evenredigheid dan in den vorm der deelen zelve, zoo behoevén
dezelve geene redenen op te leveren, waarom wij de Trifolium filiforme niet als eene enkelé
Verscheidenheid van de Tr. procumbens zouden houden, gelijk H a l le r , Po 11 ich eti
L am a r c k voor ons gedaan hébben. (F ä v r o d dé Feilens.)
G ro e ip la a ts en . Op dröoge gronden en mufèn.
Langs het strand bij Harderwijk en Doornspijk, door V. G eu n s ; aan* de .wallen te TJbrectit
door mi} gevonden.
H u ish o u d e lijk Gebruik. Zeer door de schapen gezocht, waarom het in Engeland opzettelijk
j£ou gezaaid worden. (Gatt en h o ff, M ä L l u s c h k a-J