
« il HaPii 1
A N G E L T
1
Gewoonlijk. Angelic
Hoogd. Wild Angel
Engelsch. Wild An
Nedérd. Bijnamen.
B o s c h
CA s y
j4 n g e l i e a.
v e s t r i s .
[ica, Wilde Engelwurz*
B lo e i t in Hooi- en Oogstmaand, 4 *
P e n ta n d r ia , D ig y n ia j Vijfmannig$ n, T wee wij v igëih
Natuurl. Hang. volgens Linn. XLV. Umbellatae, Zonrieschermbloemigeri.
G eSla chts Kenmerken. Fructus subrotundus, solidus, utrinqüe 3-alatus, stylis reflexis J de Vrucht)
rondachtig, vast, aan beide kanten 3-wiekig, met ontgebogéne stijltjes. . Corollae aequales, petalis incurvisj
gelijk vormige Bloemkransen, met ingebogén Bloembladen.
Soorte lxjke K enme rk en. Foliolis aequalibus, ovato-ïandeolatis, serratis; met gelijkvormige, eirond*
lancetvormige, zaagtajidige Blaadjes.
E en Bloempje afzonderlijk, veel vergroot a. E en Z a a d nog niet volkomen rijp b, geheel rijp c , van
onderscheide zrj den gezien d.
D e Wortel penvorming. D e Steng regtstandig, rond, ligt gestreept, meestal en inzonderheid aan
de knoopen, met een ligt-paarschachtigen dauw bezet. Da Bladstelen der JVbrtelbladën -aan
den voet rood gestreept. D e Stengbladen hebben zeer groote, wijde, gebuikte scheden. V an de
Vinbladen kon één der vinnen om de grootte van het geheele blad niet afgebeeld worden. Z i j zijn
- oneven gevind: de B laadjes eirond met scherpe zaagtanden. He t algemèene Schermdeksel ontbreekt
doorgaans : het afzonderlijke is veelbladig. D e stralen van den Bloemscherm én de algemeené
Bloemsteel zijn wit zachtharig« D e Bloemscherm heeft eenen~bolronden vorm, gelijk ook de afzonderlijke
Bloenischèrnien, welke uit vele Ugt-vleeschkleurige Bloempjes bestaan, in het midden
misdragende. ■ D e Vrucht is met de o verblijvende omgekrulde Stampertjes gekroond, te zien bij b ,
welke bij volle rijpte a f vallen, zie c. D e Vrucht heejt slechts vliesige randen. D e P la nt groeit
ter hoogte van ëérie E l.
D e z e P la n t , welker Vrucht alleen wiekjes aan den rand en niet aan den rug heeft, behoorde van
het geslacht Angelica afgezonderd, en gebragt te worden tot liet geslacht Selinum, waarmede het
meer overeenkomst heeft. (Fafrod de Feilens ,) zoo als Roth en anderen gedaan hebben.
G ro e ip la a ts en . Langs de kanten van vaarten en slooten, en in bossclien.
Op de Mikkelhorst en elders buiten Groningen. Te Bergum, Oosternieer, Langeméèr, ' Heerenveen en
elders in Vriesland. Bij Uilenpas, Enghuizen, om Arnhem, Nijmegen, Thiel en elders in Gelderland.
Om Utrecht, buiten Alkma a r , in de Veengronden bij Amstelveen. Om Ha a rlem , vooral in den Aardenhout
en op vele andere plaatsen.
K ra ch t - en G eneeskundig Geb ruik . De geheele Plant heeft een sterken specerijachtigen smaak/
De Wortel is van eene verwarmende wind- en zweetdrijvende kracht, hoe wel in veel minderen graad dan
die van de A ng . archangelica, in welks plaats deze wortel wel eens zou gebruikt worden. Dezelve wordt
door het Landvolk in Zweden tegen de Moederkwaal gebezigd.
Huishoud e lijk Gebruik. De geheele Plant levert eene gele kleur op, (Dambournii). Het Zaad
fijn gestoten en over het hoofd gestrooid, verdrijfd de luizen. Flora Seuc. De Plant aangenaam aan al het
vee, maar de steng haj*d wordende en gedroogd zijnde, niet meer geschikt voor hetzelve, (S ch reb e r ) Een
alkooksel van den wortel geneest de inwendige gezwellen van den mond der paarden, (GunnerJ, De
JJloemen door de bijen gezocht, (Mattuschkaj.