
CORTINARIUS (DERMOCYBE) SANGUINEUS WULF.
EX FRIES.
Bloedroode Gordijnzwam.
PI. 2195.
Na tuu r lijk Stelsel : Cl* Fungi. Subcl. Basidiomyoetes. Ord. Hymenomycetes. Fam. Agaricaceae.
Trib. Cortinarieae.
Soortskenmerken : Geheels paddenstoel bloedrood.
Hoed 2—4 om., halfbolvormig, dan uitgespreid, met onduidelijken umbo, daaromheen iets ingezonken,
zeer fijn aangedrukt behaard of geschubd,, bloedrood. Band gaaf.
Steel slank, bochtig, vol, later opgevuld, vezelig, van dezelfde kleur.
Yleesch donkerpurperkleurig, dun (het roode vocht, dat de auteurs vermelden, werd door ons niet
waargenomen).
Plaatjes 4—5 mm. breed, aangehecht, eenigszins ingebocht, van dezelfde kleur als de hoed, later
meer roestbruin.
Sporen ovaal, zeer fijn wrattig, roestbruin, 7—9. x 4—5 p.
Wulfen op. Jacquin, Mise. austr., I I f1781), p.107, T. IS, f. 3; Fries, Syst. Myc., I f1821), p. 229;
Hym. Eur. f1874), p. 370; Krombholz, Abt. d. Scliw., T. 2, f. 28—30; Quélet, El. Myc. f1888), p. 150;
Gremllea V II f1878), T. 110, f. 5; Cooke, IU. Br. Fungi, X. 786; Boudier, Ic. Myc., PI. 114; Bataille, Fl.
monogr. Gort. f1912), p. 59; Rieken, Blatterp. f1915), p. 159; Rea, Br. Bas. f1922), p. 164; Konrad et
Maublcmc, Ic. SeLFumg., PI. 146,2; Bresadola, Iconogr. Myc:, ï . 645,2.
Gro eipla a ts: In naaldbosschen, op den grond. Vrij zeldzaam.
Nederland : De afgebeelde exemplaren werden verzameld door den Heer Ir. A. C. 8. Sohweers in
de omgeving van Hengelo (O.), waar ze in een halven heksenkring groeiden (Nov. 1927). De beide kleine
exemplaren rechts en links onder op de plaat zijn afkomstig van de tentoonstelling van de Ned. Myco-
logische Vereeniging te Enschede, 10—12 October 1925. Het schijnt, dat de zwam in de omgeving van
Enschede (Haverkamp) niet zelden voorkomt. Verder werd de zwam gevonden op de consulsexcursie
van de Ned. Myc. Ver. te Winterswijk (Öot. 1923).
Opmerkingen : De sporen zijn meer ovaal en minder wrattig dan uit de afbeelding blijkt.
Van Cortinarius cinnabarinus Fr. (Fl. Bat., PI. 20366) is de zwam duidelijk verschillend door den'
slankeren habitus en de kleinere (smallere) sporen, en door de standplaats. Deze verschillen blijken
minder uit de geciteerde plaat, dan wel uit het geconserveerde materiaal.