
adnexae.Stipes 4 0 -6 0 X 1 - 2 mm., fragilis, püeo pallidior. Cystidae 8 0-67 X 1 4 -1 8 p, ampullaceo-
fusiformes, oollo lato. Basidia 4-spora. Sporae elliptioae, 9 X 5 p. Odor nullus vel parvus. ;
Hoed 10—20 mm., kegelvormig, later bijna vlak, zonder umbo, vochtig donker grijsbruin, droog geheel
grjjs, niet blauw, zijdeaohtig glanzend. Lamellen grijs, naar den rand toe lichter, aangehecht.
Steel 40__60 X 1 - 2 mm., breekbaar, lichter dan de hoed. Cystiden 8 0 -5 7 X 14- 18, spoel-fleschvormig,
met breeden hals. Basidiën 4-sporig; sporen elliptisch, 9—5 p. Geur geen of bijna geen.
M. stannm Fr., Epicr., p. 111, Bym. p. 143; Sacc., Syll. V, p. 280; Winter, Er. Fl. I, p. 757, Clce,
lil. 1.188, Oud., Bén. I, p. 117; Oort, Meded. Myc. Ver. 1928, p. 216.
Gbobiplaats : Tussehen gras en mos, soms gedeeltelijk onder boomen.
Nederland : In September 1884 door Oudbmans gevonden op Klein Schavenhorst bij Putten.
Oort heeft de plant gevonden in September 1925 te Baarn en in Oct. 1925 te Enschedé, ofschoon hij
van zijne determinatie zegt niet zeker te zijn. De afgebeelde planten werden door Mej. C. Cool den
28 Octoher 1921 gevonden in het gras bij het Huis te Warmont te Warmond. De Heer Oort merkt op,
dat hij aan de determinatie twijfelt wegens de afwijkende vorm der cystiden en de kleur van de zwam
die niet blauw zou zijn. Of de cystiden juist geteekend zijn weet ik met, echter is de kleur toch me
blauw, doch meer in overeenstemming met den naam Stanneus.