
VICIA LUTEA L VAR. HIRTA LOISL
PL 2218
St en g e l : onvertakt, opstijgend of klimmend, 2 - 6 dm, lang, geribd, evenals de bladen los afstaand
behaard.
Bladeren: zittend, de bovenste met vertakte ranken en 6 - 8 paar kortgesteelde blaadjes; de onderste
met onvertakte ranken en 8—4 paar blaadjes.
Blaagjes : lijnlancetvormig 1 - 2 cm. lang, 8 - 6 mm. breed, met spitsen top; beiderzijdsch met losse
afstaande lange haren.
Nbvenblaadjes : klein, d riehoekig eivormig to t halfpijlvormig m e t b ru in e n e e ta rien .
B lo em en : 2—2% cm. lang, meestal alleenstaand in de bladoksel, zeer kortgesteeld.
K elk : seheef klokvormig.
K ro o n : k aa l, lich tg e e l; v lag re c h t n a a r v o ren , weinig lan g e r d a n de vleugels, g ro e n a ch tig aange-
loopen.
Peul: 2%—3 om. lang, 3—10 mm. breed; tamelijk vlak, met lange los afstaande knobbelharen,
groenbruin, met 5—9 zaden.
Zaad : 8 mm. dik, kogelrond, zw a rtb ru in of g ev le k t, m e t w itte navel.
B l o e i t i j d : Juni. — Éénjarig.
Inheemsch in ’t Middellandsche Zeegebied, met granen enz. in M.- en N.-Europa aangevoerd en vaa
standhoudend. . T •
De afgebeelde plant werd door Dr J. T h . H b n r a r d gevonden op een graanafvalterrem aan de lange
bij Gorinchem 16 Juli 1914.
V e r k l a r in g d e r A f b e e l d i n g e n :
a. Bloem van ter zijde.
b. Bloem vooraanzieht.