
TEUCRIUM BOTRVS l_. 2225
TEUCRIUM BOTRYS L.
Trosgamander
Natuurlijk Stelsel: Anthophyta. Cl. Diootyledones. Subol. Sympetalae. Ord. Tubiflorae. Fam.
Labiatae.
Soortskenmerken: Meestal eenjarige plant, met min of meer vertakten penwortel en klierachtig
kort-behaarde bovengrondsche deelen van aromatischen geur.
Stengel rechtopstaand, aan den voet reeds vertakt, met kruisgewijs geplaatste opstijgende takken,
tot ca 80 a 40 om, hoog, vierkant, groen of roodachtig.
Bladeren kruisgewijs, gesteeld, vrij ver uiteen, de steel ongeveer even lang als de bladschijf; bladschijf
met eivormigen omtrek, dubbel geveerd met 5—7 langwerpige slippen, die een kort puntje dragen. De
onderste bladeren zijn gewoonlijk sterker verdeeld dan de bovenste. Bladeren van boven kort behaard,
donker groen; van onder met kleverige, gesteelde en ongesteelde klieren, grijsgroen.
Bloemen gesteeld, af staand, soms iets om de as gedraaid, in 2 -4 - (meest 8-) bloemige bijscher-
men, 12—15 mm. groot, iets korter dan de draagbladeren. . _ _
Kelk klieraohtig behaard (a, b, d), buikig, met netvormige nervatuur, met vijf driehoekige tanden,
waarvan de twee onderste kleiner zijn dan de drie bovenste. Tanden korter dan de kelkbuis.
Kroon met korte buis, met kleine, spitse bovenlip, en groote, vuilrose tot licht karmijnroode onderlip.
Deze heeft in het midden een witte vlek, en een aantal donkere vlekken en strepen; verder is deonderlip
samengesteld uit een groote holle, aan den rand gekartelde middenslip, en twee 8-tandige zijslippen.
Meeldraden en stijl iets gebogen, ver uitstekend. — Vruchtjes (f, g) bij rijpheid kastanjebruin,
knobbelig ruw.
Hegi, BI. Fl. M. E., V, 4, p. 2532; Heukels, Flora v. Eed., I I I , p. 251 (1910); Heukels-Wachter, Geul.
Schoolfl. (11e dr.), p. 577 (1934).
Groeiplaats : Op de Kalkheuvels van Midden- en Zuid-Europa.
Nederland : Het afgebeelde exemplaar werd gezonden door Dr A. de Wever te Nuth (Z.I..) en
werd gevonden op den 'Obachsberg (9 Augustus 1988). In Zuid-l.imburg komt deze soort op enkele
plaatsen voor; ook is zij opgegeven voor een paar andere vindplaatsen in Nederland (waarschijnlijk
aangevoerd). Zeldzaam.
Opmerkingen: Deze plant wordt reeds vermeld en afgebeeld bij Dodonaeus (Cruydtboeck, 1644, p.
59) als „Tweede Velt Gypres of Clmmaepitys". Zijn figuur is dezelfde als die van het Kruydtboeck van
Lobel (1581, p. 468). s lH e t is een west-mediterrane soort, die echter reeds lang gekweekt wordt en
door den mensoh verspreid is tot in Silezie. In de Alpen en in Zuid-Duitschland is deze plant reeds lang
ingeburgerd. Als Herba Botryos of Botrys Altera was ze wel in de geneeskunde in gebruik, hoewel minder
dan verwante Teucrimn-soorten. — De naam Botrys (= tros) werd door Thbophbastüs vermoedelijk
gegeven aan Ohenofodium Botrys, die wat betreft de geur en de vorm van de blaadjes een oppervlakkige
overeenkomst met Teucrium Botrys vertoont. Omstreeks 1600 kwam voor laatstgenoemde
plant de naam Botrys Altera in gebruik.
Verklaring der Afbeeldingen : A. Top van een loot; G. Bloem van boven gezien; a, b. Bloem van
voren, resp. van ter zijde gezien; d. Kelk van voren gezien; e. Meeldraden en stijl; /, g. Vruchtjes.