
AM AN ITA VAGINATA (B U L L . EX FR.) QUÉL.. 2212
AMANITA VAGINATA (BULL EX FR.) QUÉL.
Slanke Amanita (Loodgrijze vorm)
PI. 2212
’N a t u u r l i j k s t e l s e l : 01.'Fungi. Subcl, Basidiomycetes. Ord. Hymenomycetes. Fam. Agaricaceae.
Trib. Amaniteae.
• Boortskenmerken: Hoed 6—10 cm., aanvankelijk klokvormig, later uitgespreid, vlak, glad, lioht-
of donkergrijs met vaak iets bruine tint, aan den rand gestreept, zonder resten van de volva.
g£eel 8_12 x 1—1.5 cm., slank, grijs, gevuld of hol, hier en daar met zones of banden geteekend,
naar de basis toe iets verdikt; aan den voet door de ruime, wit-wollige volva als door een zak omhuld.
Plaatjes zeer regelmatig, wit, niet wijd uiteen, vrij van den steel.
Sporen bolvormig, kleurloos, ± 12 p, met apiculus, en meerdere druppeltjes.
Friei Syst Myc., I, p. 14, «o. ik (1821): Rijm. Eur,, p. 27 (1874): Quilet, Fl. Uijcol., p. 302 (p.p.)
(1888);’Rieken, Blatterpilze, p. 306 (p.p.) (1915); Bea, British Baddiom., p. 92 (Amamtopsis); Bresa-
dokt, FungM mangerecci, Tak. 12 (imker figuren) (Ed. 1 ,1899; Ed. II, 1906); Cooke, lil. Br. Fungi, Tak.
■ (linker figuren); Cordier, Champ. de Fr., Tak. V, 2 (1870); Gonnermawn et Bakenhórst, Mycol. Europ.,
Tak. 7, fig. 1 (1869); Krombholz, Akk. u. Beschr., Tak. I, fig. ï (1831); Mauklane, Champ. de France, 1,
1926, p. 6, Tak. 6 (Imker figuren); Vetety, Bev. Crit. Aman. etc., in Ann. MyeJ, 31, p. 274—280 (1933).
G r o e i p l a a t s : in bosschen, vooral onder hakhout.
N e d e r l a n d : De afgebeelde exemplaren werden in November 1918 te Doetinchem gevonden-door
Ir A. N . K a m . In Nederland schijnt deze vorm zeldzaam te zijn. Veel algemeener vindt men hier de
roodbruine variëteit, die in Deel X, pl. 784 van dit werk onder den naam Agarims vaginatus is af-
geheeld. De juiste naam van de aldaar afgebeelde paddenstoel is echter; Amanita mgimata var. fulva
(SOHAEFF.) F r.