
HYPOXYLON MULTIFORME (FR.) FR.
(status conidiophoms)
Natuu r lijk St e l s e l : Cl. Fungi. Subcl. Asoomyoetes. Ord. Sphaeriales. Fam. Xylariaceae.
SoortskenmerkeN: (zie ook Flora Batam, Deel XXVIII, pl. 2163). Stromata min of meer uitgespreid,
half bolvormig tot kussenvormig, samenvloeiend, dik, 2—6 om. en grooter, op beschorste takken
door het periderm heenbrekend en vaak nog door de resten daarvan, die een opstaanden rand
vormen, omgeven, ongeveer elliptisoh van vorm, op naakt hout (zooals afgebeeld) oppervlakkig zittend
en zich sterker uitbreidend.
Stroma aanvankelijk (zooals op deze plaat aangegeven) met een vrij dikke, eerst roodbruine, dan
olijfbruine korst bedekt, glad, bepoederd door de oonidia, die elliptisch zijn, en 6 x 8 p meten.
Na het verdwijnen van de conidienlaag komen de mondingen der perithecia te voorschijn, en wordt
het oppervlak van het stroma als met papillen bedekt (figuur links onder). De kleur van het stroma is
nu zwart en min of meer glanzend. De peritheoia zijn vrij groot en liggen in eén enkele rij.
Fries, Syst. Mycol., I I , p. 334 (1823); Summ. Veg. Scand., p. 384 (1849); Winter in Batenhorst, Kr.
Flora, I, AU. 2, p. 857—458 (1887); 3. H. Miller in Transact. Br. Myc. Sop,., XV, p. 139—140 (1930).
Groeiplaats : Op doode boomtakken, bijna uitsluitend van Berken.
Ned e r la n d : De soort is zeer algemeen hier te lande. De afgebeelde exemplaren werden ons toege-
zonden door den heer B. E. B ouwman te Bilthoven, die ze op Haagbeuk (Carpinus) gevonden had.
Stromata met conidienlaag worden zelden aangetroffen.