
POLYSTICTUS CINNAMOMEUS (JACQ. EX
Kaneelkleurig Tolzwammetje
PI. 2289
PERS.) SACC.
Natuur lijk Stelsel : 01. Fungi. Subcl. Basidiomyoetes. Ord. Hymenomycetes. Fam. Polyporaceae.
Soortskenmerken: Hoed 2—5 cm. in diameter, centraal gesteeld, dun, cirkelrond, vlak, of navelvormig
verdiept tot trechtervormig, glanzend, met zijdeachtige beharing, fijne radiaire strepen en
verscheidene smalle concentrische banden, kaneelkleurig tot roodbruin, met scherperen soms iets ge-
wimperden rand.
Steel. 1—8 cm. x 8—6 mm., kort, cylindrisch of verdikt, vaak min of meer onregelmatig van vorm,
stevig, door fijne wollige haren dicht viltig, van de zelfde kleur als de hoed.
Trama vezelig, roestbruin.
Buisjes kort, 1—2 mm. lang, afloopend, met vrij wijde, hoekige poriën, die de zelfde kleur als de
hoed hebben en later bruingrijs worden.
Sporen elliptisch, eenigszins afgeplat, met onduidelijken apiculus, glad, bruingeel, met 1 oliedruppel,
7 -4 : X 4—5 fx.
Jacquin, Goll. ad bot. etc. speet., I, p. 116, T. 2 (1786); Persoon, Mycol. Eur., II, p.41 (1825); Saccardo,
Michelia, I, p. 362 (1878); Rea, British Basidiom, p. 575 (1922); Bourdot et Galzvn, Hym. de Fr., I, p.
630 (1927); Donk, Bev. Nied. Homobas. Aphylloph., I I , p. 239 (1933).
Groeiplaats ; Op den grond of tusschen mos in beuken- en coniferenbosschen. Gewoonlijk in groepjes
en met de hoedranden vergroeid. Zeldzaam.
Ned er la nd : De afgebeelde exemplaren werden in September 1927 gevonden in een dennènbosch
te Yorden en toegezonden door den heer Ir A. C. S. S ohweers.
Opm er k in g en : Deze soort is nauw verwant met Polystictus perennis (Flora Batava XYI, PI. 1280),
maar onderscheidt er zich van door de kleur, de zijdeachtige glans, en de sterkere beharing van den
steel.
Verklaring der Af b e e ld in g e n : a. Poriën van onder gezien; b, c. Kleine vertakte exemplaren;
d. Poriën vergroot.