COLLYBIA RADICATA RELH. 2164.
COLLYBIA RADICATA RELH.
Wortelende Collybia*
PI. 2164.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIY. Ord. Y. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Agaricaceae.
Ge sl a c h t sk e nm e r k e n : Zie Dl. X, No. 799.
S o o r t e l ijk e k e n m e r k e n : Pileo glutinoso, 5—10 cm. lato, convexo, dein expanso, subumbonato,
saepe irregulari, radialiter rugoso, fulvo-ochraceo, interdum viridescente, raro toto albo; lamellis sub-
distantibus, latis, in parte posteriore attenuatis, adnexis, plerumque dente decurrentibus, albis, ven-
tricosis; stipite 8—15 cm. alto, basi 7—10 mm. lato, apicem versus attenuato, glabro, denique plus
minusve striato, cinereo-pallido, basi in radicem fusiformem plerumque 12—20 cm. longam exeundo,
sporis ellipticis, 14—-15 x 8—9 (x.
Hoed 5—10 cm. breed, kleverig, bol, later afgeplat, eenigszins bultig, dikwijls onregelmatig, straalsgewijze
gestreept-gevoord, bruin-okerkleurig, somtijds met groenachtigen schijn, zelden geheel wit;
plaatjes tamelijk ver afstaand, breed, buikvormig, aan den achterrand versmald, aangegroeid, meestal
met een tandje afloopend, wit; steel 8—15 cm. hoog, aan den voet 7—10 mm. breed, naar den top dunner
wordend, glad, ten slotte meer of minder gestreept, licht grijsachtig, aan den voet in een 12—20
cm. lang, spoelvormig wortelachtig aanhangsel overgaande; sporen elliptisch, 14—15 X 8—9 fx.
Collybia radicata (Bélhan) Fr., Ep. p. 109; Sacc., Syll. V, p. 290; Cooke, Tab. 140; Oud., Bév. I, p. 94,
Agaricus radicatus Belh., Cent., No. 1040.
Groeiplaats: In boschrijke of grazige streken, onder boomen.
Nederland : Eeeds in 1865 door Oudemans gevonden in de Oude Plantage te Eotterdam, later ook
gevonden bij den Haag, Leersum, Driebergen en Putten. In de omstreken van Deventer zeer algemeen,
meestal eenzaam. Het exemplaar met wortel werd door mij in October 1915 afgebeeld, de grootere
exemplaren werden door Mej. Cool op 8 November 1922 gevonden bij ’t Huis te Warmont bij Warmond.